Zorg in buitenlandse ziekenhuizen niet altijd optimaal
Gebrekkige communicatie en primitieve omstandigheden kunnen een verblijf in een buitenlands ziekenhuis tot een beproeving maken. Dat weet Maaike van Braak (27) uit Veenendaal als geen ander. Op vakantie in Turkije kreeg ze een ernstig auto-ongeluk.
In september 2010 rijdt Maaike vanuit het Turkse Alanya in een auto mee naar het zuiden. Op een gelijkvloerse kruising zonder stoplichten gaat het mis. De bestuurder van een minibusje geeft geen voorrang. Een klap, en dan stilte. „Ik was helemaal bij bewustzijn”, vertelt Maaike. „Maar ik voelde direct dat het niet goed was. Het leek alsof er een bot vanuit mijn rug door mijn buik werd gestoken.”
Na tien minuten is de ambulance er die haar naar het ziekenhuis in Tarsus brengt. Met een lach: „Mensen dromden om mijn bed heen. Ik was een bezienswaardigheid. Lang, blond en buitenlands.”
In Turkije is het gebruikelijk dat de eigen familie de patiënt verzorgt. „De verpleging was verre van optimaal, want ik had er uiteraard geen familie. Gelukkig waren er veel vriendelijke familieleden van andere Turkse patiënten die me wilden helpen, totdat mijn ouders datzelfde weekend vanuit Nederland arriveerden.”
Op 11 september gaat de jonge Veenendaalse, die onder meer een gebroken voet en rugwervel heeft, onder het mes. De chirurg, die eigenlijk thuis bij zijn familie moet zijn vanwege het Suikerfeest, wil de operatie hoe dan ook doorzetten. „Zijn houding was echt bijzonder, al begreep ik niet waaraan hij me precies wilde opereren. Ik wist niet wat me mankeerde, omdat de artsen geen woord Engels of Duits spraken.” Maaikes vader ziet zich genoodzaakt een kennis in Nederland te bellen die een Turkse achtergrond heeft. „Deze man heeft het verhaal van de artsen via de telefoon voor ons vertaald.”
Moeder Van Braak mag 24 uur per dag bij haar dochter op de ziekenzaal blijven. „Het was er ontzettend warm maar naar islamitisch gebruik moest mijn hele lichaam bedekt blijven. Voor mijn moeder was het ook erg zwaar. Op een gegeven ogenblik moest ze zelfs haar bed delen met een Turkse vrouw.”
Enkele dagen na de eerste operatie volgt een tweede. De chirurg fixeert de ruggenwervel met een titanium plaat. „Het was een risicovolle ingreep, omdat de breuk onder in mijn rug zat. Het gevaar was dat ze mijn zenuwen zouden beschadigen, met verlamdheid als gevolg.”
De koorts blijft Maaike intussen parten spelen. Haar verjaardag op 19 september had ze zich anders voorgesteld. Ze voelt zich constant ziek en houdt haar eten niet binnen. Ze valt in korte tijd 13 kilo af. Bovendien is ze regelmatig erg benauwd. „Ik kon nauwelijks rechtop zitten in bed. Later bleek dat de koorts werd veroorzaakt door vocht dat nog achter mijn longen zat.”
Zo’n drie weken na het ongeval gaat Maaike per vliegtuig terug naar Nederland. Het toestel landt vanwege andere patiënten in Antwerpen. Met een ambulance wordt ze naar het UMC Utrecht gebracht. Ze moet direct in quarantaine, omdat ze in het Turkse hospitaal de gevreesde MRSA-bacterie heeft opgelopen.
Onder begeleiding van therapeuten in het Utrechtse ziekenhuis moet Maaike opnieuw leren lopen. Zodra ze zich enigszins kan redden met haar krukken, mag ze naar huis. Twee dagen later wordt ze echter weer opgenomen vanwege een abces in haar buik. „Door de klap heeft de autogordel waarschijnlijk een gaatje in mijn darm veroorzaakt en dat is gaan ontsteken.”
Enkele weken later gaat het opnieuw mis als de gevolgen van het abces weer opspelen. In Utrecht krijgt de jonge vrouw een zware antibioticakuur via een infuus. Als gevolg van de MRSA-bacterie is zij voor elk ander antibioticum resistent. Pas eind november mag ze definitief naar huis.
Voorzichtig begint ze met haar revalidatie. „Ik lag thuis in een ziekenhuisbed. Stilzitten is niets voor mij, dus dat was erg moeilijk. Ik was afhankelijk van anderen. Erg dankbaar ben ik voor de steun die ik kreeg van familie, vrienden en gemeenteleden uit de christelijke gereformeerde Bethelkerk in Veenendaal.”
Stukje bij beetje leert Maaike lopen. „Ik liep als een pinguïn. Mijn spieren waren helemaal verslapt doordat ik zo lang had moeten liggen. Pas afgelopen april had ik het gevoel weer te kunnen lopen als vroeger.” Tegenvaller is dat ze binnenkort ook aan de andere voet geopereerd moet worden. „Ik bleef steeds klachten houden. De voet was opgezwollen en de pijn ging niet weg. In Utrecht hebben ze pas in januari ontdekt dat ik bij het auto-ongeval niet één voet, maar beide voeten heb gebroken. Zowel in Tarsus als in Utrecht hebben ze dat over het hoofd gezien.”
Nog dagelijks kampt de Veenendaalse met de gevolgen van het ongeval. Lichamelijke inspanning levert pijn op. Dat heeft ook gevolgen voor een baan waarnaar Maaike –die een hbo-opleiding toerisme deed– nog zoekt. „Het moet in elk geval werk zijn zonder al te veel lichamelijke inspanning.”
Opmerkelijk is dat de Turkse chirurg die de operatie in Tarsus uitvoerde afgelopen zomer met zijn vrouw en zoon naar Nederland kwam om te zien hoe het met zijn voormalige patiënt gaat. Maaike, met een lach: „Ik was bekend bij zijn familie als de vrouw door wie hij thuis het Suikerfeest niet kon vieren. Hij was zeer verbaasd dat ik er al weer zo goed aan toe was. Hij had nog het beeld op zijn netvlies van een sterk vermagerde vrouw, onder de blauwe plekken en in een rolstoel. Zijn gezin heeft een paar dagen met mij en mijn ouders doorgebracht in Friesland. We hebben daar leuke uitjes gemaakt, gevaren en stadjes bekeken.”
De gebeurtenissen in Turkije houden Maaike, die regelmatig reizen leidde voor Beter-uit, niet tegen om opnieuw naar buitenlandse oorden te gaan. Toch beseft ze dat ze door het oog van de naald is gegaan. „Als ze bij de operatie mijn zenuwbaan hadden geraakt, had ik nooit meer kunnen lopen. Ik zie het als een wonder dat ik er weer bovenop ben gekomen.”
„De arts sprak geen woord Engels”
Zomer 2010. Een stoeipartij met zijn oudere broer Yannick (12) loopt voor de 9-jarige Jesse Scholman op vakantie in Hongarije slecht af. Met zijn been schopt de jonge Rijssenaar door een glazen deur van de vakantiewoning. Yannick schreeuwt in paniek naar beneden dat Jesse vastzit. Zijn moeder Henriëtte: „Hij was helemaal overstuur. Mijn man was al boven en riep naar beneden dat we naar een dokter moesten.”
Een huisarts is echter niet zomaar gevonden. Na veel vijven en zessen belanden de Scholmans in het ziekenhuis. De wachtkamer zit bomvol. Er is geen balie waar ze zich kunnen melden. „We waren erg ongerust over de diepe wond. Mijn man heeft uiteindelijk door de wachtkamer geroepen of er iemand Engels sprak. Een vrouw haalde haar zoon die voor ons vertaalde. De jongeman maakte een praatje met een arts en toen werd ons verteld dat we als tweede patiënt aan de beurt zouden zijn.”
Als de Scholmans de behandelruimte ingaan, geloven ze hun ogen niet. „De inrichting en de instrumenten waren zeer primitief. Een vies gordijn, een roestig tafeltje met attributen en een dokter zonder jas aan. De arts diende verdoving toe om te gaan hechten. Mijn man probeerde duidelijk te maken dat er misschien nog glas in het been zat. De arts sprak geen woord Engels en ging gewoon door met zijn werk. Hij gebruikte niet meer dan zes hechtingen. Later bleek dat de wond steeds openging, omdat er te weinig in zaten.”
De week erop moeten de Scholmans nog een paar keer terug naar het ziekenhuis voor controle. Opnieuw lange wachttijden in de wachtkamer. „De taalbarrière was verschrikkelijk.” Na thuiskomst van de Scholmans schrikt de huisarts in Rijssen van de manier waarop de wond is gehecht. „De hechtingen bleken helemaal vergroeid met de wond.”
Het voorval in Hongarije heeft het gezin alerter gemaakt, zegt Henriëtte. „Als we nu op vakantie gaan, kijken we eerst goed waar het ziekenhuis is en of er een dokter in de buurt is. Afgelopen zomer waren we in Zweden op een park met Nederlandse eigenaars. Dat is vertrouwd. In Hongarije leek er geen enkele organisatie in het ziekenhuis te zijn. Bovendien sprak niemand fatsoenlijk Engels en er werd niets overlegd met ons als ouders.”