Ds. Goudriaan: Besef van satans realiteit vervlakt
ELSPEET – ”Aartsvijand, aap en aanklager. De god dezer eeuw”, luidde de titel van het referaat dat ds. M. Goudriaan maandagavond hield tijdens de Haamstedeconferentie. Behalve de daggasten woonde een groot aantal belangstellenden de vrij toegankelijke avondlezing bij.
Het bestaan van de duivel is Bijbels gezien „geen tweederangskwestie”, stelde de hervormde predikant uit Veenendaal in de eerste van twee lezingen over dit thema. Toch weten we vaak maar moeilijk raad met engelen en duivelen, ook al staan we ronduit afkerig tegenover de Verlichting, signaleert hij. „Wat moeten we ermee als de vraag „Hebt u wel eens last van satan, strijd met hem?” in toenemende mate onder ons een wat glazige blik oproept?”
Waar de kennis van zonde en genade vervlakt, vervlakt ook het besef van de realiteit van de boze. „Er is iets aan de hand als we nog nooit hebben staan trillen op onze benen als de Bijbel het heeft over het geweld en de listen van de boze.”
De predikant noemde ook een pastorale reden om aan het onderwerp aandacht te geven. Hij haalde een Duits spreekwoord aan: „Als de duivel door het dorp gaat, gaat hij minstens tweemaal om de pastorie.” Ds. Goudriaan: „Blijkbaar heeft hij bijzondere aandacht voor ambtsdragers.” Zelfverheffing is een belangrijk kenmerk van de duivel, aldus de lector. „Er mag ontzettend veel van hem, maar het is voor hem onverdraaglijk als God God is.”
De Veenendaalse predikant trok enkele kerkhistorische lijnen. In de Vroege Kerk kreeg de duivel steeds meer aandacht. In de middeleeuwen werd hij steeds concreter voorgesteld. De Reformatie was soberder in het spreken over satan. Daarbij is er wél verschil tussen de reformatoren: Luther sprak „opener en bewogener” over de boze dan Calvijn. Volgens ds. Goudriaan heeft dat alles te maken met de hevigheid van de aanvechtingen die Luther doorworstelde. „Het ‘God vóór ons’ is onlosmakelijk verbonden met ‘de duivel tegen ons’ .”
Luthers spreken over de duivel staat daarmee meer in de lijn van de middeleeuwen dan dat van Calvijn. Wel geeft Luther een christocentrischer invulling. De gelovige mag zeggen: „Heer duivel, wil niet zo woeden, maar matig u, want er is er Een Die Christus wordt genoemd. Hij is, duivel, jouw duivel, want Hij heeft je overwonnen”, zo citeerde ds. Goudriaan de Duitse reformator.
De predikant ging ook in op de verhouding tussen God en de duivel. De dualistische visie van het manicheïsme heeft door de eeuwen veel aantrekkingskracht gehad, constateerde hij. Volgens deze visie staan het goede en het kwade al van eeuwigheid af tegenover elkaar. „Blijkbaar gaat er veel bekoring uit van zo’n leer.”
Zonder Gods wil en toelating kan de duivel echter niets doen, stelde ds. Goudriaan tegenover deze visie. Met name Calvijn heeft dit benadrukt. Dat leidt wel tot een „enorm spanningsveld. Spanning die er altijd is bij het spreken over Gods wil.”
Het was Luther die de duivel “Gods hakbijl en snoeimes” noemde. Ds. Goudriaan: „Dan is het wel zeker dat wie bewaard wordt in de handen van Christus erdoorheen komt. Sterker dan zijn geweld is Gods macht, de bewaring in Christus en de leiding van de Heilige Geest. God is toch God. En vergeet ook dit niet: hij is bang voor Jezus!”