Wie markt zegt, moet ook moraal zeggen
Met marktwerking is niets mis, betoogt VU-filosoof Govert Buijs. Het gaat wel mis als de sociaal-morele infrastructuur voor een goede markt ontbreekt. Wie markt zegt, moet daarom ook altijd moraal zeggen.
Marktwerking in de zorg, marktwerking in de woningbouw, marktwerking in het onderwijs – voor velen is het een regelrechte nachtmerrie. Ze zien uitgebuite ouderen, zwervers op straat, dommer wordende leerlingen, tweedeling. Basisvoorzieningen mogen niet aan de markt worden toevertrouwd. Dat is het einde van de solidariteit. De markt is in de kern het gulzige monster dat mensen verslindt, enkele ”winners” creëert over de rug van vele ”losers”, de menselijke uiting van Darwins wrede ”survival of the fittest”.
Maar is dit niet al te zeer ”van dik hout zaagt men planken”? Hoe kan het dat we onze meest elementaire behoeften, vaak nogal dramatisch aangeduid als levensmiddelen, al eeuwenlang georganiseerd hebben via de markt? Zelfs de SP heeft bij mijn weten nog nooit voorgesteld om Albert Heijn en C1000 per direct te nationaliseren, omdat onze voedselvoorziening al sinds mensenheugenis zo’n vreselijke nachtmerrie is.
Het lijkt me dat het veel wijzer is om te spreken over twee mogelijke gestalten van de markt, een goede vorm en een pervertering daarvan. De markt is in de kern een prachtig iets. Dat horen we al meeklinken in het Latijnse ”concurrere”, waarvan ons woord concurrentie is afgeleid: het betekent: samen lopen. En dat is precies waar het om gaat. Ik heb behoefte aan iets wat jij goed kunt, ik kan iets waar jij behoefte aan hebt. Op de markt wisselen we dat uit.
Door de markt hoeven we dus niet allemaal hetzelfde te doen en te kunnen, maar kan mijn oom tuinder zijn, of aannemer, ik wetenschapper, mijn zus juf enzovoort. De markt geeft zo ruimte aan het ontwikkelen van de eigen talenten, geeft ruimte aan creativiteit, ze stimuleert maatwerk, stimuleert kwaliteit.
Geld als doel
Is er dan geen andere kant? Zeker wel! Er kan van alles misgaan. Enkele voorbeelden: de toegang tot de markt kan aan mensen –of landen– onthouden worden. Geld kan, in plaats van als ruilmiddel, gaan functioneren als een doel in zichzelf. Het kan zelfs los komen te staan van de reële economie (daar ligt de kern van de huidige kredietcrisis) en slechts enkelingen verrijken. De arbeidsverdeling die de markt mogelijk maakt kan ook leiden tot een zo vergaande specialisatie, dat mensen geen idee meer hebben waar ze mee bezig zijn, ze voelen zich niet meer betrokken bij en trots op het ‘eindproduct’.
”De kern van de economie”, zo heette het leerboek van Arnold Heertje waar ik ooit op de middelbare school mijn eerste kennis van het gebied mee opdeed. Wat mij is bijgebleven zijn cijfers en formules. Maar de kern van de economie, van de markt, is mijns inziens ”zorgvuldige wederzijdse dienstverlening”. Over de wederzijdse dienstverlening heb ik al het nodige gezegd. Zorgvuldig betekent dat de cijfers moeten kloppen (als men dan niet doet, plots hard moet bezuinigen, geeft dat grote druk bij iedereen). Het betekent ook dat men goed omgaat met de mensen met wie en aan wie men een dienst verleent. Dat men verantwoord omgaat met de natuurlijke bronnen die men gebruikt om de betreffende dienst te ontwikkelen. Inmiddels zijn deze drie dimensies van zorgvuldigheid in het bedrijfsleven al in een prachtige mantra samengevat: ”People, Planet, Profit”.
Ontmoetingsplaats
Met marktwerking is als zodanig niets mis. Wanneer de sociaal-morele infrastructuur voor een goede markt ontbreekt, dan gaat het wel mis. Het denken over de markt als een mechanisme is wat dat betreft een ”selffulfilling prophecy”. De markt is geen mechanisme, maar een ontmoetingsplaats tussen mensen van vlees en bloed met het vermogen tot moreel handelen én het vermogen tot het hardvochtig en slinks najagen van eigenbelang. Wie markt zegt, moet dus ook altijd moraal zeggen.
Dit op zichzelf toch eenvoudige inzicht is voor veel economen een brug te ver. Men denkt dat de markt, de economie, een op zichzelf en in zichzelf draaiend systeem is, dat men in –hoe langer hoe ingewikkelder lijkende– formules kan vangen. Nobelprijswinnaar economie Paul Krugman heeft erop gewezen dat economen in de afgelopen decennia hoe langer hoe meer betoverd raakten door de schoonheid van hun eigen modellen. Prachtig hoe alles werkt – op papier.
Het is heel zorgwekkend dat in vrijwel alle economieopleidingen in Nederland vakken die te maken hebben met ethiek, moraal of filosofie een kwijnend bestaan leiden aan de marge van het onderwijsprogramma. Het is dringend nodig dat de Nederlandse economie-opleidingen, op alle niveaus, de koppen bij elkaar steken en komen met een deltaplan economie-onderwijs en moraal. We mogen niet nóg een generatie economen de markt op sturen die niet weet wat een markt eigenlijk is. Eén kredietcrisis is voorlopig wel genoeg.
De auteur is hoogleraar politieke filosofie aan de Vrije Universiteit en bestuurslid van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Dit artikel verschijnt zaterdag ook op christendemocraat.nl.