Buitenland

Palestijnse sluipschutter Saada werd christen

Hoeveel Joden hij heeft gedood, weet hij niet meer. En hij wíl het zich ook niet herinneren. Voormalig sluipschutter Tass Saada: „Ik denk liever aan het bloed dat voor mij aan het kruis is gestort dan aan het vele bloed dat ik zelf heb vergoten.”

Mr. Richard Donk

27 August 2011 08:40Gewijzigd op 14 November 2020 16:20
Tass Saada. Foto Alfred Muller
Tass Saada. Foto Alfred Muller

Weinig doet vermoeden dat de ogen van Tass Saada vele malen door de lens van een telescoopvizier hebben getuurd. Nog minder dat zijn vingers evenzoveel keren de trekker hebben overgehaald. Schieten om te doden, was lange tijd zijn devies. Variërend van een lastige leraar op school tot talloze Israëliërs, die hij tot in het diepst van zijn wezen haatte.

Anno 2011 staan diezelfde bruine ogen vriendelijk. De vingers die eens de meest dodelijke wapens hanteerden, sluiten zich nu in een warme handdruk. Vanwaar die drastische verandering? „Ik heb de Heere Jezus leren kennen. Dat was het vreugdevolste moment in mijn hele leven.”

Aan die blijde gebeurtenis ging het nodige vooraf. Tass Saada (1951) zag het levenslicht in een armoedig vluchtelingenkamp in de Gazastrook. Lang zou hij daar niet blijven, want twee maanden na zijn geboorte verhuisde het gezin naar Saudi-Arabië. Vandaar trok de familie naar het Golfstaatje Qatar. Als tiener was Tass „onhebbelijk”, zoals hij het zelf beschrijft in zijn levensverhaal ”Arafat was mijn held”. Knokpartijen, illegale autoraces en andere vergrijpen brachten hem meer dan eens met de politie in aanraking. Dankzij de invloed van zijn vader ontsprong hij steeds de dans.

Intussen groeide in hem de haat tegen de Joden, die het land van zijn voorvaderen in bezit hadden genomen. Gefrustreerd vroeg hij zich keer op keer af waarom de Arabische naties er niet in slaagden de jonge staat Israël te verslaan. Tot hij op een dag hoorde over Yasser Arafat. De man die stelde dat de Palestijnen het heft in eigen hand moesten nemen en de Joodse indringers eruit moesten gooien.

Arafat werd dé held voor Tass Saada. Toen Israël de Zesdaagse Oorlog van 1967 won, wilde Tass niets liever dan zich bij Arafat en zijn strijders voegen om tegen de Joden te vechten. Zijn vader eiste echter dat hij zijn opleiding zou afmaken. Eind 1967 wist de jonge Palestijn echter met een vervalst uitreisvisum in het geheim Qatar uit te komen en reisde naar Syrië, waar hij zich bij de Fatahbeweging van Arafat aansloot.

Zijn eenheid ontdekte al snel dat Tass Saada een uitstekend schutter was. Een Noord-Koreaanse instructeur leidde hem tot scherpschutter op. Saada herinnert zich zijn eerste opdracht nog levendig. „Ik was gespannen, maar ook blij. Eindelijk zou ik iets doen om mijn volk te helpen. Ik deed mijn best om kalm te blijven. Heel langzaam haalde ik de trekker over. Ik opende mijn ogen om te zien of mijn kogel raak was geweest. Dat was hij! Die man zou ons volk nooit meer pijn of verdriet doen.”

Het was het begin van een lange reeks aanslagen, meestal tegen Israëliërs gericht. Maar soms waren ook anderen het doelwit. Zo probeerde de eenheid van Saada tevergeefs de Jordaanse kroonprins te vermoorden. Het leverde hem de bijnaam al-Jazzar –de Slager– op.

De twijfelachtige reputatie van de sluipschutter trok al snel de aandacht van Yasser Arafat. De Palestijnse leider stelde Saada tot zijn persoonlijke chauffeur aan. „Ik kreeg de plaats van bestemming pas te horen als hij was ingestapt”, herinnert hij zich. „De absolute hoofdregel was: Stop nooit, voor niets of voor niemand. In alle omstandigheden volle kracht vooruit, hoe druk de weg of hoe smal de steeg ook was. Ik moest op de claxon vertrouwen en blijven rijden.”

Kort daarop kreeg Saada een nieuwe opdracht. Hij moest Palestijnse kinderen tot strijders gaan opleiden. „Het ging om jongens van negen tot dertien jaar oud die bij Fatah een programma van een halfjaar doorliepen. Als ze elf waren en lichamelijk sterk genoeg, kregen ze hun eerste wapentraining. Als de lessen heel heftig waren, plaste een enkeling zelfs in zijn broek. Zo iemand stuurde ik onmiddellijk naar huis.”

Begin jaren 70 had Tass voor het eerst weer contact met zijn vader. Die vertelde hem dat het niet goed met zijn moeder ging en vroeg hem dringend naar huis te komen. Eenmaal in Qatar liet zijn vader zijn paspoort innemen en dwong hem weer naar school te gaan. Daar misdroeg de jonge Palestijn zich zo ernstig dat hij uiteindelijk toch permissie kreeg het land te verlaten. Op 12 februari 1974 stapte Saada op het vliegtuig naar Amerika. Daar zou zijn leven een beslissende wending nemen.

In de Verenigde Staten begon een carrière in de horeca die hem uiteindelijk in een chic Frans restaurant deed belanden. Daar sloot hij vriendschap met de rijke Charlie, die hem in aanraking met het christelijk geloof bracht. Aanvankelijk wilde Saada daar niets van weten. Toen Charlie hem vertelde dat Jezus Christus niet een profeet is, zoals moslims geloven, maar de Zoon van God, werd de Palestijn regelrecht woedend. Een Bijbel wilde hij niet aanraken. Tot Charlie hem uit het Woord van God begon voor te lezen.

„Ik begon te beven”, herinnert Tass zich. „Voor het goed en wel tot mij doordrong zat ik op mijn knieën. Plotseling zag ik een licht, dat tot mij sprak: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand kan tot de Vader komen dan door Mij.”

Samen met Charlie beleed Tass Saada zijn zonden voor God en bad om een nieuw hart. De dag daarna gebeurde er iets wonderlijks, vertelt Saada. „Ik hoorde mezelf plotseling iets bidden dat totaal niet bij me paste. „O God, zegen uw volk Israël. Heere, breng hen terug in het Beloofde Land. Laat hen zien dat U hun God bent.”

Wat betekent zo’n bede voor de politieke vertaling naar het conflict tussen Joden en Palestijnen?

„Dat moet je niet politiek vertalen. Ik doe niet aan politiek. De positie van de Arabieren staat heel duidelijk in de Bijbel beschreven. God zocht Hagar op in de woestijn. Waarom zou Hij dat doen? In Genesis 17 lezen we dat de Heere Ismaël zeker zal zegenen en tot een heerser over twaalf vorsten zal worden gesteld. Als het om de Palestijnen gaat, moet je Ezechiël 47:21 eens lezen: ook de vreemdelingen zal het land ten erfenis vallen.”

Maar moeten zij ook gelijke rechten krijgen? Dan zal het met het Joodse karakter van de staat Israël snel gedaan zijn.

„Laat ze onder Israëlisch bestuur verkeren – dat willen veel Palestijnen diep in hun hart toch al, want dan zijn ze veel beter af dan nu. Geef ze voorlopig geen stemrecht en laten ze maar bewijzen dat ze zich als goede burgers kunnen gedragen.”

Houdt u van de Joden?

„Ik heb ze tot in het diepst van mijn hart gehaat. Ik heb er ook veel gedood. Ik overwoog zelfs gif te strooien in het eten van Amerikaanse Joden die ik in mijn restaurant bediende. Maar nu houd ik van hen. Waarom? Omdat God hen liefheeft en Zijn Zoon voor hen heeft gegeven. De haat is weggenomen door de Jood Die ik dien.”

U heeft voor Yasser Arafat gewerkt. Wat voor man was hij?

„Hij was een heel charismatisch man, die onvoorwaardelijk in de Palestijnse zaak geloofde en daar zijn leven aan heeft gewijd. Of dat goed of slecht was, daarover zal God oordelen.”

Uw boek heeft als titel ”Arafat was mijn held”. Is hij dat nog steeds?

„Toen de Heere Jezus in mijn leven kwam, veranderde mijn kijk op Arafat en zijn ideeën totaal. Arafat zette zich in voor een valse zaak. Als Arabier snap ik enerzijds de strijd om land. Een man zonder land is een man zonder eer en kan dus beter dood zijn, is bij ons de gedachtegang. Maar als we de Waarheid leren kennen, wordt land een absolute bijzaak. Als land belangrijker is dan het redden van een ziel, lees je de Bijbel niet goed.”

Welke rol kunnen de kerken in de oplossing van het conflict tussen Israël en de Palestijnen spelen?

„De kerk heeft de opdracht van Christus om vrede te stichten. Lees maar wat Jezus in de Bergrede zegt: Zalig zijn de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. Helaas brengen de kerken het er niet al te best van af. Zij hebben voortdurend de neiging partij te kiezen, of het nu voor Joden of Palestijnen is. De kerk moet juist tussen de partijen in gaan staan.”

U woont tegenwoordig in Jericho. Voelt u zich wel veilig?

„Op deze wereld is eigenlijk geen enkele plaats écht veilig voor me. Maar ik weet me geborgen in de handen van God.”

U heeft het vreugdevolste moment in uw leven genoemd. Wat was het dieptepunt?

„Dat was toen ik hoorde dat mijn broers moordenaars op me af hadden gestuurd om me te doden omdat ik christen was geworden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer