Cheney wilde Syrië bombarderen
WASHINGTON – Voormalig vicepresident van de Verenigde Staten Dick Cheney wilde in 2007 een gebouw in Syrië bombarderen waarvan de Amerikaanse regering vermoedde dat het een kernreactor huisvestte.
De toenmalige president, George W. Bush, wees het advies van Cheney af. Dat heeft The New York Times donderdag gemeld op basis van de autobiografie van Cheney, die volgende week verschijnt.
The New York Times schreef dat Cheney binnen de Amerikaanse regering de enige voorstander was van militair ingrijpen in Syrië. Andere adviseurs van de president waren huiverig om in te grijpen, vanwege de „slechte inlichtingen over de Iraakse massavernietigingswapens in 2003”, aldus Cheney. Israël heeft de kernreactor uiteindelijk later in 2007 gebombardeerd.
Volgens The New York Times heeft de voormalig vicepresident in zijn boek ook kritiek op zijn oud-collega’s. Zo noemt hij voormalig minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice „naïef” en zegt hij dat de voorganger van Rice, Colin Powell, Bush probeerde te ondermijnen „door regeringsbeleid te bekritiseren tegenover mensen buiten de regering.” Het vertrek van toenmalig CIA-directeur George Tenet, „toen we in een lastig parket zaten”, was volgens Cheney „oneerlijk voor de president.”
Cheney gaat in zijn autobiografie ook in op zijn gezondheidsproblemen, waaronder een aantal hartaanvallen.
In een interview met de Amerikaanse zender NBC, dat maandag wordt uitgezonden, zegt Cheney dat hij een getekende ontslagbrief in een kluis had liggen voor het geval hij zijn functie niet langer zou kunnen uitvoeren. Hij tekende de brief in maart 2001, zo’n twee maanden na zijn aantreden. Alleen Bush en één medewerker van Cheney wisten van het bestaan van de brief.
Cheney zegt in hetzelfde interview „geen spijt” te hebben van de harde verhoormethodes die na de aanslagen op het World Trade Centre in 2001 werden toegepast. Enkele van die methodes, zoals ”waterboarding”, het simuleren van de verdrinkingsdood, worden door critici gekenschetst als marteling.