Inflatie treft Keniaan met laag inkomen
NAKURU – De inflatie in Kenia heeft de 15,53 procent bereikt. In oktober vorig jaar was dat nog 3,18 procent. Armen in het land hebben moeite om in hun levensonderhoud te voorzien en gebruiken soms nog maar één maaltijd per dag of eten alleen aardappels.
Jane Wabwire, een inwoner van de sloppenwijk Kwa-Rhonda in Nakuru in de Riftvallei in West-Kenia, zegt dat „de meeste basisproducten luxegoederen zijn geworden als gevolg van de stijgende prijzen.”
Voedsel en brandstof zijn de oorzaak van de inflatie. „Omdat er al drie jaar minder voedsel wordt geproduceerd dan gebruikelijk, is er te weinig voorraad. Daardoor stijgen de prijzen. Dat gebeurt niet alleen in Kenia, maar ook in Uganda en Tanzania, landen waaruit Kenia voedsel importeert. Elders in de wereld kampen landen ook met problemen. Tanzania heeft de export van maïs verboden vanwege de binnenlandse voedseltekorten”, zegt Njeri Muhia, hoofd van het departement economie van de Egertonuniversiteit.
Ze zegt dat de effecten van de hoge inflatie over een halfjaar nog voelbaar zullen zijn. Zolang de Keniaanse shilling onder druk van de dollar staat, zullen de prijzen van brandstof en voedsel blijven stijgen. In augustus bereikte de shilling een dieptepunt van 95,05 ten opzichte van de dollar. „De mensen met de laagste inkomens worden het hardst geraakt door deze situatie”, zegt Munhia.
Kerosine, dat door veel Kenianen gebruikt wordt om te koken en voor verlichting, kost nu 101 shilling (0,75 euro) per liter. In juni was dat nog 60 shilling (0,45 euro). Dat gebeurde ondanks pogingen van de overheid om de prijsstijging te beperken door de belasting met 30 procent te verlagen.
Maïsmeel, algemeen bekend als ugali, wordt voor steeds meer mensen onbetaalbaar. Het behoort tot het basisvoedsel van 80 procent van de Kenianen, maar de prijs blijft stijgen. In juni was de prijs 130 shilling voor een zak van twee kilo (0,99 euro), in juli 136 shilling (1.01 euro) en in augustus 140 shilling (1,04 euro).
„Ik was kleding voor mensen en verdien 150 shilling (1,12 euro) per dag als ik voldoende werk heb”, zegt Wabwire. Haar man heeft losse baantjes. Als ze een goede dag heeft, koopt ze van haar inkomsten een kwart liter kerosine voor 50 shilling, kookvet voor 10 shilling, kool voor 10 shilling en een kilo maïsmeel voor 50 shilling. „Meestal hou ik niets over, soms kan ik 20 of 30 shilling sparen voor noodgevallen en de huur.”
Wabwire krijgt net als hon- derden anderen regelmatig een portie maïs en bonen van een plaatselijke kerk. „Daar moet je soms heel lang voor in de rij staan. Maar dan heb- ben we weer voor een paar dagen genoeg”, zegt Wabwire. Sommige kinderen in haar buurt zijn ondervoed, omdat hun ouders hun alleen aardappels te eten geven. Voor een fatsoenlijke maaltijd is geen geld.
Volgens parlementariër Lee Kinyanjui wonen er ongeveer 20.000 extreem arme mensen in de sloppenwijken van Nakuru. Zij leven alleen van uitkeringen en gelegenheidsbaantjes. „De kinderen die in de buurt van de gemeentelijke stortplaats wonen, gaan niet naar school maar zoeken naar voedsel op de vuilnisbelt. Dat is zorgelijk”, zegt hij. „Als de prijs van brandstof maar met een shilling stijgt, merken de sloppenwijkbewoners dat al omdat het de hele productiecirkel beïnvloedt”, meent Amos Karoki, een financieel consultant in Nakuru. Arme gezinnen in Nakuru kopen volgens hem momenteel tandpasta per druppel, voor 1 shilling per druppel. „Dat laat zien hoe ernstig de situatie is.” Hij verwacht dat de inflatie zal dalen als de oogst eind dit jaar wordt binnengehaald.