„Gebruik moderne literatuur met mate”
NIEUWE-TONGE – „Ik heb in het hart van de schepping een leemte ontdekt.” Dat was de titel waaronder neerlandicus dr. J. de Gier woensdag in Nieuwe-Tonge op een thema-avond van de Gereformeerde Bond een referaat hield over moderne literatuur.
Deze titel, zo legde De Gier uit aan de ongeveer zestig aanwezigen, is een uitspraak van de van oorsprong rooms-katholieke schrijver Frans Kellendonk. Deze wilde met zijn woorden aangeven dat zijn afscheid van kerk en geloof leidde tot een gevoel van gemis. Kellendonk vervolgt zijn uitspraak dan ook met de woorden: „Waar God, als Hij zou bestaan, mooi in zou passen.”
De Gier schetste in grote lijnen welke veranderingen zich in de moderne literatuur hebben voorgedaan ten aanzien van de wijze waarop wordt omgegaan met Bijbel, kerk en geloof. Hij onderscheidt een hoofdstroom in de moderne literatuur die nadrukkelijk afstand neemt van de Bijbel als geloofsboek. Maar er zijn ook schrijvers die zich niet sterk afzetten tegen het christelijke geloof maar geleidelijk aan hun geloof kwijtraakten.
Als voorbeeld daarvan noemde De Gier de schrijver Frank Westerman, auteur van het boek ”Ararat”. Die beschrijft daarin een tocht naar de berg Ararat om te zoeken naar resten van de ark van Noach. „Hij vraagt zich af: Wat zoeken ze eigenlijk? En dan zegt hij: Het zijn eigenlijk zoekers, net als ik, maar ik kan het niet meer vinden in de Bijbel.”
Kellendonk, zo stelde De Gier, zit in dezelfde hoek. Kellendonk besefte dat hij de gemeenschap van het geloof was kwijtgeraakt en als individualist alleen stond, zonder te kunnen verklaren waar de wereld vandaan komt.
De Gier signaleert dat er in de laatste decennia in christelijke kring meer aandacht is gekomen voor literatuur. Maar dat heeft nog niet geleid tot het verschijnen van veel meer christelijke romans. „Wie probeert een christelijke roman te schrijven, maakt grote kans dat die niet landt. Het christelijke lezerspubliek vindt die algauw te moeilijk.”
Het probleem met christelijke romans is volgens De Gier dat die vaak de rauwheid van de werkelijkheid negeren. „Een christelijke roman van niveau zal iets van de rauwe werkelijkheid zichtbaar moeten maken.”
Met betrekking tot de vraag hoe christenen moeten omgaan met christelijke literatuur wees De Gier op Calvijn. „Die zat niet met een boekje in een hoekje maar stond midden in zijn tijd.”
Calvijn kende veel schrijvers: Aristoteles, Epicurus, Vergilius. „Hij kent hun werk. Hij gaat als het ware met hen in discussie. Net als Paulus op de Areopagus. Je kunt alleen met de ander in gesprek gaan als je weet wat een ander beweegt.”
Een woord dat Calvijn volgens De Gier veel gebruikte, is ”gematigd”. „Denk aan seksualiteit. Die is bij een schrijver als Jan Wolkers niet gematigd.”
Wat zijn eigen positie ten opzichte van moderne literatuur betreft, gaf De Gier aan het midden te willen houden tussen de twee uitersten van „negatie” en „acceptatie”. Met negatie bedoelt hij dat moderne literatuur wordt genegeerd, bijvoorbeeld door die in het onderwijs niet te behandelen. Onder acceptatie verstaat hij: alle moderne literatuur die verschijnt, aanvaarden.
Hij typeerde zijn middenpositie als „spanningsvol.” Toen hij eens in een interview in De Waarheidsvriend, het blad van de Gereformeerde Bond, aangaf dat er met het oog op het onderwijs niet aan valt te ontkomen een selectie te maken in de moderne literatuur, volgde prompt een reactie in Trouw: „De Gereformeerde Bond heeft nog altijd moeite met moderne literatuur.”