Godsdienstvrijheid Kazachstan beperkt
ASTANA – De regering van de voormalige Sovjetstaat Kazachstan lijkt de angst voor moslimextremisme te voeden. Het parlement is bezig de rechten van religieuze groeperingen in te perken, stelt de commissie godsdienstvrijheid van de Wereldwijde Evangelische Alliantie (WEA).
In Kazachstan moeten godsdienstige groepen zich laten registreren bij de regering. Organisaties die dit niet doen, lopen het risico gestraft te worden met boetes of detentie. Ook kan de minister van Justitie de registratie van een genootschap weigeren als er onvoldoende leden zijn of als de grondslag strijdt met de wet. Kazachstan kent een wet tegen extremisme, die de regering bevoegdheid geeft om groepen als extremistische organisatie aan te wijzen, activiteiten te verbieden en leden te straffen. Daarnaast nam het parlement in 2008 een amendement aan dat de sancties op illegale godsdienstige activiteiten verscherpt.
Het constitutioneel hof heeft dit amendement destijds verworpen, maar het komt nu opnieuw ter sprake, aldus de WEA. Als het wordt aangenomen, zal dit de sfeer in Kazachstan verder rijp maken voor onderdrukking, vreest de commissie godsdienstvrijheid. Ze wijst erop dat moslimextremisme als een belangrijke reden wordt aangevoerd. Van de 16,4 miljoen mensen in Kazachstan is 70 procent moslim. Ongeveer 26 procent is christelijk. De meeste christenen behoren tot de Russische orthodoxie. Veel protestantse kerken hebben zich laten registreren, maar er zijn ook kerken die ervoor hebben gekozen dit niet te doen. Een baptistische voorganger uit Taraz kreeg om die reden onlangs een boete van honderd keer het minimummaandloon opgelegd, omdat hij godsdienstige bijeenkomsten had gehouden. Ook Jehova’s Getuigen en hindoegroepen krijgen te maken met dergelijke maatregelen.