Liedkunst van Huub Oosterhuis
Titel:
”Liedje dat ik niet kan laten. Verzamelde opstellen over de liederen van Huub Oosterhuis, doctor theologiae”
Auteur: Alex van Heusden e.a.
Uitgeverij: Gooi & Sticht, Kampen, 2003
ISBN 90 304 1055 8
Pagina’s: 192
Prijs: € 14,90. Op 18 oktober 2002 ontving Huub Oosterhuis een eredoctoraat in de theologie. Ter gelegenheid daarvan werd een boek samengesteld met opstellen over Oosterhuis’ liederen. Wie benieuwd is naar het werk van de man die sinds de begrafenis van prins Claus een bekende Nederlander is, kan hier terecht.
Er staan 22 bijdragen in dit boek, die allemaal tamelijk kort zijn en vanuit diverse invalshoeken zijn geschreven. Slechts zes bijdragen van deze 22 zijn nieuw. De overige verschenen eerder in diverse bladen. Toch is dat geen bezwaar, omdat elke bijdrage op zich weer iets aardigs heeft.
Onmogelijk om alle bijdragen in een recensie te karakteriseren. Opmerkelijk is de bijdrage van Anja Meulenbelt, die via persoonlijk contact met Huub Oosterhuis in de kerk is beland. Zij werd opgevoed in een onkerkelijk gezin en kreeg bekendheid als feministisch schrijfster. Een bekende roman van haar is ”De schaamte voorbij” uit 1976, waarmee zij vrijheid en openheid wilde bevechten voor veel zaken die altijd bij het gebied van de schaamte behoorden.
In 1996 kwam zij in contact met Huub Oosterhuis, bezocht eens een dienst in de Amsterdamse Studentenekklesia en werd geraakt. Gelukkig, zo schrijft ze, hoefde je in die gemeenschap niet zeker te weten of God bestaat. Ruimte dus voor weifelaars en voor mensen die de eerste, aarzelende stappen zetten op het religieuze pad. De suggestieve liederen van Oosterhuis maakten het besef in haar wakker dat er een Ander zou kunnen zijn, Die garant staat voor het rijk van vrede en gerechtigheid. In 2001 liet Meulenbelt zich dopen. Zij citeert het vers dat zij toen meekreeg: „Gelezen heb ik wat geschreven staat,/ mij toevertrouwd aan onbewezen woorden,/ niet voor de afgrond hebt Gij ons gemaakt./ Geschreven staat uw naam: Ik zal er zijn.”
Huub Oosterhuis is een bijzondere man. Iedereen die de toespraak bij de begrafenis van prins Claus heeft gehoord, zal dat kunnen meevoelen - bij alle reserves die je hebben kunt bij de inhoud van zijn verhaal. Oosterhuis heeft de gave van het woord. Niet alleen op papier, ook qua stem. Hij is een begenadigd spreker. Als het gaat om zijn liedteksten, dan staat hij op een breukvlak. Hij ging voorop toen in de jaren zestig een andere wind ging waaien in de rooms-katholieke kerk. Hij was de man die verwoordde wat onder het volk leefde. Maar hij was nooit een soort van reclametekstenschrijver, en hoewel hij op de barricaden stond was hij nooit een vakbondsman in zijn woordkeus.
Oosterhuis heeft in de loop der jaren steeds verfijnder en steeds oorspronkelijker stem weten te geven aan de diepste emoties van mensen. Hij zette nooit het dogma voorop; veel blijft juist in het vage bij Oosterhuis, wat voor een groot deel zijn succes verklaart. Oosterhuis weet heel trefzeker te verwoorden hoe mensen van vandaag twijfelen aan de aloude godsvoorstellingen en aan de hele klassieke theologie; hoe zij gegrepen zijn door het lijden wereldwijd en op straat in de eigen omgeving. In het vertolken van deze gevoelens is Oosterhuis onovertroffen en op momenten ontroerend. Tegelijk biedt hij een door de Bijbel (met name het Oude Testament) geïnspireerd visioen van vrede en hoop. Dat houdt verband met zijn socialistische ’hart’, waarmee je uitstekend kunt kennis maken via het onlangs herdrukte boek ”Een Huis waar alles woont”.
Die warmte en dat engagement - dat is de ene kant van Oosterhuis en liedkunst. De andere kant van de medaille is het gebrek aan duidelijkheid en orthodoxie. Je kunt tenslotte alleen maar bij het brede publiek geliefd worden als je hun wensen inwilligt. Aloude beseffen uit de katholieke traditie betreffende schuld en vergeving zijn vrijwel geheel naar de achtergrond gedrongen. God heeft ingeboet aan identiteit, Hij is een soms erg vage Ander geworden. Dat is een hoge prijs. Maar voor de artikelenschrijvers die meewerkten aan deze bundel is het doorgaans geen wezenlijke kwestie. Iemand als Herman Wiersinga heeft onlangs nog gezegd dat gelukkig het begrip zonde uit de klassieke kerkleer bij Oosterhuis heeft plaatsgemaakt voor de gedachte van mislukking of van falen. Dat is ook Oosterhuis, bij alle klasse die zijn werk bezit.
Het boek ”Liedje dat ik niet kan laten” bevat naast de genoemde 22 bijdragen ook een korte levensloop van Oosterhuis en een bibliografie.