Christenen vrezen herhaling van geweld in Orissa
BHUBANESHWAR – Christenen in de Indiase deelstaat Orissa leven na de pogroms van drie jaar geleden nog steeds in angst dat geweld weer de kop op steekt. De deelstaat wordt gekenmerkt door een klimaat van intimidatie van christenen, een gebrek aan rechtvaardigheid en een staat die zich afzijdig houdt.
Dat vindt aartsbisschop Raphael Cheenath, voor zijn emeritaat hoofd van het aartsbisdom Cuttack-Bhubaneshwar, zo meldt de persdienst AsiaNews donderdag.
Hindoes hebben de afgelopen jaren driehonderd kerken en ruim vijfduizend woningen verwoest. Niet minder dan 56.000 christenen zijn op de vlucht geslagen voor het geweld. Met name het district Kandhamal, in Orissa, werd in 2008 hevig getroffen door een niets en niemand ontziend geweld van extremistische hindoes.
Volgens de aartsbisschop is de situatie momenteel in het gebied nog niet gestabiliseerd. De overwegend arme christenen worden nog steeds geïntimideerd. „Godsdienstvrijheid ontbreekt in Kandhamal. Het schrikbewind gaat, al dan niet in beperkte vorm, door. De schade wordt nauwelijks vergoed. Onze mensen hebben geen rechten. Er zijn tal van pogingen gedaan om de slachtoffers te criminaliseren. Helaas leeft de angst dat het geweld weer de kop op steekt. Onze mensen zien in dat de regering niet bij machte is ons te beschermen tegen geweld.”
Zo’n 25.000 christenen zijn na hun vluchtpogingen teruggekeerd en proberen zo goed en zo kwaad als het gaat een bestaan op te bouwen. In tien dorpen is het onmogelijk om nog terug te keren, omdat de kans op gewelddadige incidenten te groot is, aldus Cheenath. Omdat christenen geen startkapitaal meer hebben en de overheid geen vergoeding uitkeert, zijn ze vaak verstoken van medische zorg of onderwijs. De Rooms-Katholieke Kerk heeft veel huizen laten bouwen, maar dat is niet toereikend voor alle christenen.
De gerechtelijke vervolging van de daders verloopt uiterst moeizaam, vindt Cheenath. „Het hoge aantal mensen dat wordt vrijgelaten uit de gevangenis, en het handjevol mensen dat schuldig wordt verklaard, tonen aan dat er geen gerechtigheid is voor ons volk. De daders blijven vrij en ongestraft, terwijl de slachtoffers worden vervolgd door instellingen die hen moeten beschermen.”
Het leven kan zijn normale loop niet hervinden zolang er geen gerechtigheid is geschied aan de christenen, vindt Cheenath. Die gerechtigheid bestaat voor hem uit het straffen van de daders, het erkennen van de misdaden door de overheid en het uitkeren van een financiële vergoeding aan de slachtoffers.