”Rechtvaardiging door rijkdom” van consumptiemaatschappij werkt niet
De recente rellen en plunderingen in Engeland zijn een uitvloeiselijk van een consumptiemaatschappij die gelooft in ”rechtvaardiging door rijkdom”, betoogt dr. Mike Ovey. Christenen moeten zichzelf de kritische vraag stellen in hoeverre ze ook met dit denken behept zijn.
Na de rellen in Londen sprak ik met een predikant in Zuid-Londen wiens kerk in een gebied stond dat door de relschoppers getroffen was. Hoewel, ”relschoppers” is niet het goede woord. ”Plunderaars” lijkt meer op zijn plaats, omdat er al snel op grote schaal sprake was van gewelddadige diefstal.
De vraag waarom mensen aan het plunderen sloegen en wat eraan gedaan moet worden, wordt heel verschillende beantwoord. Voor sommigen trekt de benadeelde jeugd uit de onderklasse de score weer wat gelijk. De echte schuld ligt voor hen bij ouders, politie, onderwijs, racisten of politici –kies maar uit– die de jeugd van zich vervreemd hebben. Voor anderen gaat het om jeugdig stedelijk tuig dat een bedreiging vormt voor de beschaafde samenleving, en dat ook als zodanig behandeld moet worden. Sommigen zoeken de remedie in forse investeringen om nieuwe banen te scheppen, terwijl anderen de oplossing zien in meer gewapende agenten op straat.
Anders
In de reacties op de plunderaars vind ik vier zaken opvallend. Allereerst, of de columnist nu een invoelende progressieveling is of een rechtse hardliner, doorgaans is er het gevoelen dat de plunderaards totaal ”anders”, verschillend of vreemd zijn. Bij het progressieve taalgebruik horen woorden als ”vervreemd” en ”afgewezen”. In het rechtse jargon gaat het over ”vijanden”, ”woestelingen” of ”tuig”. In beide gevallen is de gedachte dat de plunderaars niet zijn zoals wij.
In de tweede plaats lijken mensen echt boos te zijn, gezien de heftigheid van de reacties en de nadruk waarmee de schuldvraag wordt gesteld. „Waar is de minister-president?” „De politie moet iets doen!” „Opsluiten, die ouders!” Ik denk dat ook veel christenen dergelijke gevoelens hebben. Ik in ieder geval wel.
In de derde plaats blijkt uit de reacties niet alleen boosheid, maar ook verbijstering en ongeloof. Ik hoorde op de BBC een verslaggever die er gewoon niet bij kon dat een kleine winkel in de Londense wijk Croydon voor haar ogen werd opengebeukt.
In de vierde plaats is het duidelijk dat er voor antwoorden niet naar christenen wordt gekeken. Ik heb berichten gezien over predikanten die kalmerend en sussend optraden. Ze hebben goed werk gedaan. Ik denk echter dat de christelijke waarheid hier meer te bieden heeft, zowel om een verklaring te geven als om de draad weer op te pakken en verder te gaan.
Consumptiemaatschappij
Een christelijke verklaring zou kunnen beginnen met een van de verstandigere seculiere commentaren. Dit is een „opstand van de consumptiemaatschappij”, aldus dr. Paul Bagguley, een socioloog aan de universiteit van Leeds. Dat is scherpzinnig opgemerkt. Deze analyse wijst duidelijk naar het inhalige karakter van de plunderingen, en geeft ook aan dat dit het soort rellen is die horen bij een consumptiemaatschappij – en vergeet niet: dat zijn wij allemaal. Dit soort rellen kun je verwachten van leden van een consumptiemaatschappij, niet van degenen die weigeren daarvan deel uit te maken. Dat betekent dat ik niet zomaar kan zeggen dat de plunderaars totaal vreemd of anders zijn, of zelfs „vijanden van de samenleving.” Ze zijn ”wij”, niet simpel ”zij”.
De onuitgesproken maar krachtige boodschap van een consumptiemaatschappij is dat ”degene met de meeste spullen wint”. Iemand wordt beoordeeld op wat hij bezit, en niet op de manier waarop hij zijn bezit verkrijgt. Bovendien ondermijnt de manier waarop het verkrijgen van rijkdom vaak in het nieuws is het besef dat rijkdom op een maatschappelijk verantwoorde wijze verkregen moet worden. Denk bijvoorbeeld aan de bonussen en gouden handdrukken voor bankiers.
Rechtvaardiging
Een christelijke reactie hierop omvat in ieder geval vier thema’s.
In de eerste plaats moeten we ons herinneren wat de Bijbel leert over rijkdom. Vooral het evangelie van Lukas benadrukt het gevaar van rijkdom. Rijkdom, niet God, was de echte liefde van de farizeeën (Luk. 16:4). De Heere Jezus vervolgt meteen met de opmerking dat het de farizeeën zijn die zichzelf rechtvaardigen voor de mensen. Maar is dat niet, diep vanbinnen, wat een consumptiemaatschappij gelooft: rechtvaardiging door rijkdom alleen? Dat rijkdom je beter maakt dan anderen, als je indruk op hen maakt met je nieuwe jacht (als je bankier bent), of je nieuwe smartphone (als je plunderaar bent)? Rijkdom is verleidelijk omdat het je de indruk geeft dat je God niet nodig hebt, maar je eigen meester bent.
Een meisje dat betrokken was bij de rellen antwoordde op de vraag: „Waarom relletjes trappen?” dat ze de politie en de rijken wilden laten zien dat „we kunnen doen wat we willen.” Dat brengt ons rechtstreeks bij de zondige autonomie die rijkdom belooft. Dat is ook de reden dat Agur in Spreuken 30:8 God bidt om hem geen rijkdom te geven. Hij weigert niet zozeer om voor rijkdom te bidden, hij bidt vooral dat hij niet zo rijk zal worden dat hij ertoe gebracht zou kunnen worden om God te verloochenen. Hij bidt dat hij op dit gebied niet in verzoeking geleid wordt.
Begrijp me goed. Rijk zijn is op zichzelf niet zondig. Maar rijkdom brengt zware verzoekingen mee. Ik ben blij dat we horen over de noodzaak om onze naasten op praktische manieren lief te hebben (zie bijvoorbeeld Jakobus 2:16). Ik vraag me echter af hoe vaak we in onze kerken de vraag horen: „Zijn we niet te rijk?” Of: „Met hoeveel rijkdom kunnen we geestelijk nog verantwoord omgaan?” Een consumptiemaatschappij kan die vraag niet stellen, omdat ze overdaad beloont.
Afgunst
Het tweede thema is afgunst. Een mogelijk antwoord op wat de Bijbel zegt over rijkdom zou kunnen zijn dat de plunderaars niet rijk zijn in de zin van de bonusbankiers. Hier speelt echter nog een andere factor van de consumptiemaatschappij mee: de rancune en afgunst die iemand voelt tegenover degenen die meer spullen hebben. Anders gezegd, de plunderingen zijn niet alleen in strijd met het gebod ”Gij zult niet stelen”, maar ze overtreden –wat net zo belangrijk is– ook het gebod ”Gij zult niet begeren”.
Afgunst is een erg wrede zonde. Want uiteindelijk is ze niet tevreden met zichzelf omhoog te werken. Anderen moeten ook naar beneden geduwd worden. Is dat de reden waarom winkels verbrand en verwoest werden nadat ze geplunderd waren? Vandaar ook dat de farizeeën niet tevreden waren met hun eigen zelfrechtvaardiging, ze keken ook op anderen neer (bijvoorbeeld Lukas 18:9).
Afgunst ligt dicht bij de zonde van trots die Adam en Eva begingen in Genesis 3. Het tegengestelde van afgunst is de manier waarop Jezus, de eeuwige Zoon, het geen roof achtte Gode evengelijk te zijn, maar zichzelf vernederd heeft (Filippensen 2:6). In deze zin is afgunst wellicht de belangrijkste zonde om hier te noemen, maar ook iets wat een consumptiemaatschappij het moeilijkst vindt om te benoemen. Want hoe kan afgunst een zonde zijn in een consumptiemaatschappij?
Het derde thema is uiteraard ontleend aan Romeinen 13:1-7, dat gaat over gehoorzaamheid aan de overheid. Commentatoren hebben terecht gewezen op de misdaden (ik zou zeggen: zonden) tegen winkeliers en ondernemers. Maar ik heb er maar weinig gehoord die erkenden dat er tegen de politie is gezondigd. De logica van Romeinen 13 is niet alleen geldig voor christenen: dit soort ongehoorzaamheid aan de overheid is zondig. Maar een consumptiemaatschappij die draait op het principe van rechtvaardiging door rijkdom heeft geen grond om dit te zeggen, vrees ik.
Het vierde thema loopt als een rode draad door de Bijbel: de zonde werkt niet. De consumptiemaatschappij heeft zich de leugen van rechtvaardiging door rijkdom laten aanpraten. Het was tijd dat ze de waarheid hoorde.
De auteur is predikant in de Anglicaanse Kerk en rector van Oak Hill Theological College in Londen.