Eurodebat weinig meer dan stoelendans
DEN HAAG – Wil de Tweede Kamer écht precíes weten hoe het zit met het hulppakket voor Griekenland? Minister De Jager (Financiën) is de beroerdste niet. Moeiteloos produceerde hij dinsdagmiddag sommetjes, „tentatieve cijfers” en „bandbreedtes.” If you can’t convince them, confuse them.
Zolang premier Rutte het woord voert, kan het in de vakantie toegestroomde publiek het nog volgen. Aha, hierover gaat dus het Kamerdebat waarvoor de parlementariërs hun zomerreces hebben onderbroken. De minister-president heeft op de avond van 21 juli gezegd dat het steunpakket van de EU voor Griekenland 109 miljard euro kost. Later bleek dat zo ongeveer het dubbele te zijn. Voor die slechte communicatie gaat Rutte diep door het stof. Dat valt door iedereen te begrijpen.
Maar als daarna minister De Jager het stokje overneemt, na een halfuurtje echt op dreef komt, op onnavolgbare wijze met getallen gaat goochelen en met Engelse, met economische termen strooit alsof het confetti is, beginnen de meeste mensen glazig te kijken.
Ook Kamerleden, lang niet allen economisch geschoold, duizelt het. Eh, was dit nu wat zij bedoelden met transparante informatie?
PvdA-Kamerlid Plasterk vat die indruk van veel hoorders treffend samen. „Het lijkt hier wel ”Revenge of the nerds, part 4””, klaagt hij met verwijzing naar een film uit 1994. Volgens hem is de strategie van het kabinet: ”If you can’t convince them, confuse them”; als je ze niet kunt overtuigen, verwar ze.
Toch is dát juist iets wat Rutte ten stelligste ontkent. Verwarring scheppen? Waarom dan en voor wie? Om de PVV op een dwaalspoor te brengen? „Onzin. Aan de PVV hebben we op dit dossier niets.”
Wat betreft de opstelling van de fracties ontspon het debat zich geheel langs de lijnen zoals die in de achterliggende maanden telkens zichtbaar werden bij debatten over de eurocrisis. Het treffen van dinsdag deed daarom denken aan een stoelendans waarbij van tevoren al vaststond wie er bij het stoppen van de muziek waar zou gaan zitten. Het vervolgdebat van woensdag zal daar geen uitzondering op zijn.
De posities zijn immers bekend: VVD, CDA en SGP steunen de lijn van het kabinet vanuit de dinsdag door SGP’er Dijkgraaf verwoorde gedachte: „Ideaal is het niet, maar als het nodig is moet het maar.”
Gedoogpartner PVV wil –evenals de SP– pertinent geen euro meer stoppen „in de bodemloze put die Europa heet” waardoor het kabinet op het eurodossier de steun van een deel van de oppositie nodig heeft. Daarvoor komen –sinds de ChristenUnie de eerdere goedkeuring van steun aan Athene heeft ingewisseld voor een pleidooi voor een massieve herstructurering van de Griekse schuld– alleen D66, GroenLinks en de PvdA in aanmerking.
Maar hoewel de steun van deze partijen min of meer logisch is, blijven het oppositiefracties en treedt al snel de bekende wet in werking: politieke steun is nooit gratis. Mede daarom mag Rutte, na vrijdag zijn excuses te hebben aangeboden tegenover de pers en dinsdag ook in het debat, woensdag opnieuw diep buigen in de Kamer. De gifbeker van de rekenmisser moet helemaal leeg. „De basishouding is positief, maar…”, was dinsdag een boekdelen sprekende uitlating van Plasterk.
Maar als het erop aan komt zijn GroenLinks, D66 en grotendeels ook de PvdA voorstander van vergaande maatregelen om de eurozone overeind te houden, zoals vergroting van het Europese noodfonds (EFSF) voor schuldenlanden, de uitgifte van gezamenlijke euro-staatsleningen of een Europees ministerie van Financiën.
Baat het niet, dan schaadt het immers ook niet, zo redeneren zij. Het brengt een ander doel van deze pro-Europese partijen in elk geval dichterbij: een soort ‘Verenigde Staten van Europa’.
Nu de Duitse bondskanselier Merkel en de Franse president Sarkozy dinsdagavond vol hebben ingezet op één economisch bestuur van Europa, zal de hoofdvraag van het debat van woensdag daarom zijn hoeveel soevereiniteit Nederland bereid is op te offeren om de euro in leven te houden.