Amerikanen beschieten Syrische grenswacht
Amerikaanse speciale eenheden hebben vorige week bij een schietpartij aan de grens tussen Syrië en Irak verscheidene Syrische grenswachters verwond. Dat hebben bronnen bij het Pentagon maandag bekendgemaakt.
Het vuurgevecht brak uit toen de Amerikanen woensdag achter een konvooi aanzaten waarin zich mogelijk voortvluchtige Irakezen bevonden. Bij de achtervolging in West-Irak en het aansluitende vuurgevecht nabij de grens werd een niet genoemd aantal personen gedood, verwond of gevangengenomen. De Amerikaanse commando’s kregen tijdens de acties luchtsteun van onder andere een met zware boordkanonnen uitgeruste AC-30.
Onder de gewonden waren volgens een zegsman vijf Syriërs, van wie er drie door Amerikaanse militairen werden verpleegd. De zegsman wilde niet kwijt aan welke kant van de grens het vuurgevecht plaatshad; onder de doden zouden geen Syriërs zijn.
Van de ongeveer twintig personen die gevangen werden genomen, werd het merendeel weer vrijgelaten nadat was vastgesteld dat zij geen gevaar vormden. Volgens de zegsman bij het Pentagon zouden experts de resten van de omgekomen slachtoffers proberen te bergen en indien nodig aan de hand van DNA-materiaal proberen te identificeren.
Andere bronnen bij het ministerie van Defensie verklaarden dat tot de aanval op het konvooi was besloten op grond van informatie dat zich er mogelijk een aantal hooggeplaatste figuren van het voormalige Iraakse bewind in zou ophouden. Het zou echter niet Saddam Hussein zelf zijn geweest.
De Verenigde Naties hebben de internationale gemeenschap maandag om 259 miljoen dollar gevraagd voor humanitaire hulp aan Irak. Tegelijkertijd waarschuwen de VN dat de wederopbouw van het land wordt bemoeilijkt door een gebrek aan orde en gezag en door het ontbreken van een Iraaks burgerbestuur.
Hoewel de door de Verenigde Staten geleide oorlog niet leidde tot de gevreesde humanitaire crisis en hoewel de voedseldistributie aan de 27 miljoen Irakezen is hervat, schilderen de VN een somber beeld van een land dat nog steeds te lijden heeft onder plunderingen, werkloosheid en gebrek aan stroom.
Plaatsvervangend VN-secretaris-generaal Louise Frechette deed de oproep in aanwezigheid van potentiële donoren uit ongeveer vijftig landen en een groep van vier Irakezen die werken voor het voorlopig bestuur over Irak.
De VN verzochten op 28 maart, tijdens de oorlog, om 2,1 miljard dollar voor een humanitair programma ten behoeve van Irak. Op die oproep kwam bijna 2 miljard dollar binnen. De 259 miljoen dollar is nodig voor de humanitaire behoeften tot het einde van het jaar. De VN hopen dat het daarna niet langer nodig zal zijn Irak humanitair te steunen.
De humanitaire coördinator voor Irak, Ramiro Lopez da Silva, zei dat er nog grote problemen zijn. Ondanks maatregelen om orde en gezag te herstellen treden criminelen steeds georganiseerder op en gaat het gewapend verzet tegen de coalitie in grote delen van Bagdad en veel andere gebieden van het land door. „Plunderingen (…) creëren een diep gevoel van frustratie onder de bevolking”, zei Lopez da Silva. „De gestegen kosten van levensonderhoud, gebrek aan werkgelegenheid, onstabiele wisselkoersen en het gebrek aan stroom blijven de situatie verslechteren.”
De VN-coördinator noemde vooral het ontbreken van een politiek platform een groot probleem voor de Irakezen en de internationale gemeenschap. Daardoor is een machtsvacuüm ontstaan, waarin weliswaar enkele kandidaten zich roeren, maar bij veel van hen moeten vraagtekens worden geplaatst.
Terwijl de VN hun financiële behoeften in kaart brachten, voorspelde een groep van drie Amerikaanse senatoren dat de Amerikanen nog wel vijf jaar in Irak zullen blijven. De senatoren Joseph Biden, Richard Lugar en Chuck Hagel hadden een ontmoeting met de Amerikaanse burgerbestuurder voor Irak, Paul Bremer. Lugar, de Republikeinse voorzitter van de Senaatscommissie buitenlandse betrekkingen, zei na afloop daarvan dat het Amerikaanse leger „zeker vijf jaar” in Irak zal blijven.
Biden wees erop dat een succes of een mislukking in Irak enorme invloed zal hebben op de gehele regio. „Wij kunnen ons een falen tegenover het Iraakse volk of onszelf niet veroorloven”, zei Biden.
De drie senatoren zijn de eerste gekozen Amerikaanse vertegenwoordigers die Bagdad bezoeken sinds president George Bush op 1 mei de oorlog ten einde verklaarde. Sindsdien zijn nog achttien Amerikaanse militairen in Irak gesneuveld.