Meer voorzorgsmaatregelen nodig voor oliewinning in kwetsbaar gebied
In de zomermaanden van 2010 werd het nieuws gedomineerd door de olieramp in de Golf van Mexico. Na een explosie op een boorplatform ontstond een reusachtige lekkage en oliemaatschappij BP moest drie maanden lang alle zeilen bijzetten om die te stoppen. Het leidde tot een van de grootste milieurampen in de geschiedenis en intussen heeft BP al bijna 18 miljard dollar uitgegeven aan het herstel van de schade.
Vorige week kwam een andere olieramp in het nieuws. In een rapport van de Verenigde Naties werd oliemaatschappij Shell verantwoordelijk gesteld voor de grootschalige vervuiling van de Nigerdelta na vijftig jaar oliewinning in Nigeria. Het opruimen van de gelekte olie zal naar schatting 25 jaar duren en er is een miljard dollar mee gemoeid.
Het rapport is opvallend, want in augustus 2010 pleitten VN-onderzoekers Shell juist vrij van verantwoordelijkheid voor de vervuiling. Dat typeert meteen de discussie: alle partijen zijn het er in grote lijnen over eens dat er sprake is van grote milieuschade, maar vervolgens wijzen ze naar elkaar voor de oorzaak ervan. Zijn het vooral de bendes en de particulieren die de olieleidingen aftappen? De Nigeriaanse olie is in trek, omdat die zo schoon is dat die nauwelijks geraffineerd hoeft te worden, maar er zijn ook schurken die bewust lekkages veroorzaken in de hoop daardoor in aanmerking te komen voor een schadevergoeding.
Maar tegelijkertijd zijn sommige lek- kages direct toe te schrijven aan directe of indirecte nalatigheid van Shell. Dat bleek ook wel, vorige week, toen Shell zelf de verantwoordelijkheid voor enkele lekkages op zich nam. Het VN-rapport dat daarop volgde, gaf aan dat er nu ook lekkages geconstateerd zijn die eerder aan de oppervlakte onzichtbaar waren. Volgens een advocatenkantoor was de hoeveelheid olie die bij een ramp in 2008 in het milieu kwam, een vijfde van de olielekkage in de Golf van Mexico.
De vraag over de verantwoordelijkheid voor de vervuiling is niet eenvoudig te beantwoorden, maar de rapportages schetsen wel een beklemmend beeld van de situatie in Nigeria. In verschillende dorpen in Ogoniland drinken mensen water uit bronnen die sterk verontreinigd zijn met het kankerverwekkende benzeen. De inwoners schuiven de oliefilm op het water met hun handen opzij voor ze het drinkwater opscheppen of ze lopen urenlang om schoon water te vinden.
Ook al waren het dieven die de meeste lekkages veroorzaakten, dan nog is glashelder dat er aanzienlijk betere voorzorgsmaatregelen nodig zijn voor oliewinning in zulke gevoelige gebieden. Of het nu de Golf van Mexico is of een arm land als Nigeria: oliemaatschappijen vinden in de regel een gewillig oor bij de overheid omdat er grote winsten te behalen zijn.
VN-rapporten kunnen helpen om de schade die daar tegenover staat, in kaart te brengen. Dat is van belang bij toekomstige afwegingen, zoals de vraag of Shell mag boren in het gebied rond de Noordpool. Als daar lekkages optreden, is de schade niet te overzien. Zolang er geen betere alternatieven zijn, is oliewinning noodzakelijk, maar de zorg voor de kwetsbare schepping mag daarbij geen ondergeschoven kindje worden.