Bekering
De bekering van een uitverkorene vindt altijd plaats in een ogenblik. Dat kan ook niet anders, want er is geen derde staat tussen dood en leven, tussen natuur en genade. De reden dat dit moment bij de uitverkorene zelden bekend is, is dat de beginselen van het leven en de genade in het begin zeer klein en gering zijn en omgeven worden door verkeerde driften en onbedachtzaamheden. Het komt ook omdat zij in de eerste tijd, als zij dat nieuwe leven ontvangen, het zelden voor ware genade kunnen houden. Ook zijn zij in die tijd niet in staat om waarheid van schijn te onderscheiden, vooral als de beginselen zo klein zijn.Zij stellen de bekering altijd te vroeg of te laat. Te vroeg als zij haar zoeken in de voorbereiding, of in een bijnachristendom. Te laat als zij de tijd van de bekering laten beginnen op grond van haar krachtdadige werkzaamheden en blijken van genade. Want dan is er allang geestelijk leven in de ziel.
Als we de bekering echter in wat ruimere zin zien -niet als een lijdelijke, maar als een dadelijke bekering- dan merken wij op dat die een veel ruimere tijd bevat en dat de wegen van God hierin soms onnaspeurlijk zijn. Ze zijn altijd wel dezelfde, maar niet altijd in dezelfde orde. Zij verschillen dikwijls zeer veel van andere. Ook moeten wij de werkingen van God niet al te veel naar onze denkbeelden bepalen, want de wind blaast waarheen hij wil.
Gerardus van Aalst, predikant te Westzaandam (De parabel van de zaaier, 1748)