Waarom meeste geld voor Somalië uit het Westen komt
De meeste donorgelden voor Afrika komen vanuit het Westen. Zijn wij de enigen met schuldgevoelens als we niets doen? „Geven over de grens is voor Arabieren een relatief nieuw idee.”
Kan de portemonnee dicht blijven, of moeten we nog veel dieper in de buidel tasten? Dat is de vraag die de afgelopen weken geregeld langskomt wanneer het gaat over noodhulp aan Afrika. In kranten verschijnen er artikelen met koppen als ”Zeven redenen om niets te geven aan hongerend Afrika” (die vervolgens allemaal weerlegd worden), of zelfs ”Veertien redenen om niet te geven” (gevolgd door één goede reden het wel te doen). De Nederlandse regering vindt het in ieder geval van belang en maakte een royaal bedrag over.
Niet ieder land voelt zich echter gedrongen dat te doen. China, een opkomende grootmacht met vele banden in Afrika, ontbreekt op de lijst met donoren voor Afrika van de Verenigde Naties. Het aantal Afrikaanse landen blijft vooralsnog beperkt tot twee: Sudan en Zuid-Afrika. Ook vanuit Arabische landen stroomt het geld mondjesmaat binnen.
Louise O. Fresco, hoogleraar duurzame ontwikkeling in internationaal perspectief in Amsterdam, maakte zich vorige week in NRC Handelsblad boos om deze situatie. „China heeft nu een concrete aanleiding om te tonen dat het om meer gaat dan om eigenbelang”, stelde ze. „Als China zich werkelijk een leider op het wereldtoneel wil betonen, moet het nu zijn humanitaire gezicht tonen.”
En wat de Afrikaanse landen betreft: om het geld hoeft niemand het te laten, aldus Fresco. Het kost volgens haar slechts 30 dollar om een individu te redden. „Als de Afrikanen met hun economische groei, die ver boven die van Europa ligt, niet bereid zijn tot actie, zullen de rijke landen steeds minder als enige hulp willen bieden”, waarschuwde Fresco.
Familie
VN-secretaris Ban Ki Moon heeft vorige week expliciet bij Arabische landen gelobbyd voor hulpgelden, mede omdat westerse organisaties moeilijk toegang krijgen tot Somalië. Landen als Saudi-Arabië en Koeweit stortten daarop serieuze bedragen op de noodfondsrekeningen voor Afrika. Ook islamitische hulporganisaties als Goodgate, met een hoofdkantoor in Dubai, dragen hun steentje bij. Daarnaast kondigde de Afrikaanse Unie een donorbijeenkomst aan voor de Hoorn van Afrika, die volgende week moet plaatsvinden.
De eindstand is dus nog niet bepaald, maar het ziet er niet naar uit dat het patroon nog sterk zal veranderen. Hoe dat komt? Sommige critici zeggen dat de westerse drang om te helpen vooral voortkomt uit schuldgevoel over het koloniale verleden, waar de rest van de wereld –terecht– geen last van heeft. Anderen wijzen op de rijkdommen van het Westen.
Vrijgevigheid is in ieder geval geen exclusief westerse deugd, onderstreept sociologe dr. Barbara Ibrahim van de Amerikaanse universiteit in Caïro. „Zowel moslims als christenen geven hier ruimhartig aan doelen dicht bij huis”, geeft ze aan. „Het geven over de grens is echter een relatief nieuw idee.” Volgens Ibrahim bestaan er in de Arabische wereld dan ook maar een paar humanitaire organisaties die groot genoeg zijn om momenteel over de landsgrenzen heen hulp te bieden.
Ibrahim wijst op nog een factor die belemmerend heeft gewerkt voor de internationale vrijgevigheid van de Arabische wereld: de nasleep van 11 september 2001. De Amerikaanse regering-Bush oefende grote druk uit op landen als Saudi-Arabië en Koeweit om giften aan doelen buiten de landsgrenzen sterk aan banden te leggen, uit angst dat terroristische organisaties steun zouden ontvangen. „Dit heeft de mogelijkheid van de Arabieren om te geven in situaties als die in Somalië ernstig beknot”, aldus Ibrahim.
In een bijdrage voor het tijdschrift Global Philanthropy verzekert Tariq Cheema, directeur van de wereldwijde koepelorganisatie van islamitische humanitaire instellingen WCMP, zijn lezers dat iedere moslim aan giften doet. Hij wijst op de plicht tot ”zakat”, het geven van aalmoezen. De zakat ligt op 2,5 procent van het jaarlijkse inkomen en behoort tot de vijf zuilen van de islam. De Koran zegt echter dat deze giften meer geheiligd zijn wanneer ze in stilte worden gegeven.
Mede daardoor is het volgens Cheema lastig om de omvang van islamitische filantropie in te schatten. Volgens sommige schattingen zou die echter op minstens 250 miljard dollar per jaar liggen, en misschien zelfs het viervoudige bedragen. De staten rond de Perzische Golf noemt Cheema op basis van officieuze cijfers „een van de meest vrijgevige regio’s in de wereld.” „Het grootste deel van de giften gaat echter niet via officiële kanalen.”
Onder controle
De geefcultuur van de Arabieren lijkt dicht bij die van de Afrikanen te liggen. „Afrikanen hebben zeker een vrijgevige traditie”, stelde de Mozambikaanse wetenschapper Narciso Matos vorig jaar in een interview met het Belgische persbureau IPS. „De giften gaan echter naar familieleden en mensen daaromheen, en niet zo snel naar vreemden.”
In Afrika worden de inspanningen van het Westen voor het continent dan ook niet altijd begrepen. Patita Tingoi van de Afrikaanse organisatie Fahamu (een „netwerk voor sociale gerechtigheid”) in de Keniaanse hoofdstad Nairobi laat zelfs weten dat de hulp ook niet echt gewenst is. „De situatie (in Somalië, MW) is slecht, maar Afrika heeft de zaken onder controle.” Volgens Tingoi is de hulp van westerse organisaties goed bedoeld, „maar om eerlijk te zijn niet noodzakelijk.” Ze wijst op het burgerinitiatief ”Kenianen voor Kenianen”, waarmee inmiddels 1 miljoen euro is opgehaald voor hongerige landgenoten.
De programmamanager van Fahamu erkent dat dit niet genoeg is om ook alle Somaliërs die de grens overkwamen te voeden, maar heeft er vertrouwen in dat de Afrikaanse Unie dat volgende week zal oppakken. „Ik spreek voor veel Afrikanen als ik zeg dat Afrika bijzonder blij zou zijn als het zijn eigen probleem een keer mag oplossen, als we daartoe de kans krijgen.” De internationale hulporganisaties zouden de Afrikaanse regeringen volgens haar een vrijbrief geven om de werkelijke problemen niet aan te pakken.
Tingoi zal ongetwijfeld gecharmeerd zijn van de houding van China, dat handel drijft met Afrika, maar verder niet ingrijpt. Ook in het Westen klinkt sympathie voor de rol die China speelt. Die zou Afrika veel meer vooruitgang en eigenwaarde geven dan alle ontwikkelingshulp van de afgelopen vijftig jaar bij elkaar.
In China bestaat er evenmin een cultuur van wereldwijde solidariteit. Volgens onderzoek van de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen neemt het aantal giften aan charitatieve instellingen in het land de laatste jaren echter fors toe. In 2008 zouden de inkomsten driemaal zo hoog zijn geweest als het jaar daarvoor. Het aantal hulporganisaties is de laatste jaren bovendien sterk gegroeid.
China blijft volgens een artikel in The Asia Times uit 2005 echter een maatschappij waar de familie en de clans belangrijker zijn dan de bredere gemeenschap. De geringe filantropische inzet van de Chinezen heeft volgens Deng Shengguo van de Tsinghua-universiteit in Peking vooral te maken met de positie van China op de ontwikkelingsindex. „Kleine ondernemers zijn vooral bezig met de vraag hoe ze meer geld kunnen verdienen om hun ondernemingen te laten groeien. Ze zijn te druk om aandacht te besteden aan dingen als filantropie”, stelde Shengguo in de krant.
Morele plicht
De economische mogelijkheden van een land spelen uiteraard een grote rol in de vrijgevigheid, onderstreept de Duitse filosoof en ethicus Thomas Pogge. De hoogleraar, die verbonden is aan Yale University in de Verenigde Staten, vindt het doneren van geld aan Somalië „een morele plicht”, maar de sterkste schouders moeten ook de zwaarste lasten dragen. Hij wijst erop dat veel Afrikaanse landen een bruto nationaal product hebben van minder dan 1000 dollar per hoofd van de bevolking, terwijl dat in westerse landen rond de 40.000 dollar schommelt. In Saudi-Arabië ligt dat rond de 18.000 dollar. „Ik vind dat rijkere mensen niet alleen meer, maar ook een groter percentage van hun inkomen moeten doneren aan armere mensen”, stelt Pogge.
De hoogleraar is van mening dat „veel landen en mensen” minder bijdragen dan ze zouden kunnen doen aan de strijd tegen honger. „Maar is dat voor ons een reden om ook maar minder te doen? Daarmee zouden we de stervenden straffen voor de gierigheid van andere rijken.” Hij rekent voor dat het Westen 70 procent van de wereldwijde rijkdom bezit, terwijl de inwoners slechts een zevende deel uitmaken van de wereldbevolking. Pogge: „Het armste kwart van de mensheid doet het met 0,78 procent. Wanneer we zoveel van onze welvaart simpelweg danken aan het geluk dat we hier geboren zijn en er zo veel internationale ongelijkheid is, zouden we ons niet moeten afvragen wat anderen doen, maar gewoon naar vermogen moeten bijdragen.”