VIP-team biedt psychotische patiënt intensieve zorg

Een psychotische man heeft een daklozenopvang in Amsterdam in sombere toestand verlaten en is ’s nachts niet teruggekeerd. Als een arts van het team Vroege Interventie Psychosen (VIP) het bericht op kantoor meldt, verraden de gezichten bezorgdheid. „Hij zal toch nog wel bestaan?”

4 August 2011 20:00Gewijzigd op 14 November 2020 16:04
Joeri Otten (l.) en Hiske Becker van een van de drie Amsterdamse VIP-teams (Vroege Interventie Psychosen) op huisbezoek bij een patiënt. Foto Sjaak Verboom
Joeri Otten (l.) en Hiske Becker van een van de drie Amsterdamse VIP-teams (Vroege Interventie Psychosen) op huisbezoek bij een patiënt. Foto Sjaak Verboom

In een zaaltje in een voormalige kerk in de Indische Buurt, het onderkomen van de VIP-afdeling van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, klinkt gelach. „Hoe gaat het eigenlijk met Robert?” wil een van de leden van het team weten. „Ik heb hem water gegeven. Binnenkort moeten we hem nog een keer sproeien”, reageert een collega. Robert blijkt –in jargon– een extramurale plant (buiten het kantoor) waaraan de hulpverleners op warme dagen de nodige extra aandacht geven.

De overige bijna honderd namen die tijdens de dagelijkse briefing van het VIP-team via een digibord de revue passeren, leveren minder vrolijke reacties op. Om de tafel zitten tien teamleden die de laatste ontwikkelingen bij elk van de patiënten doornemen. Zo nodig spreken ze af wie er op korte termijn contact met hen opneemt.

Elke patiënt heeft zijn eigen verhaal. Variërend van een vrouw die in een isolement leeft en zorg mijdt tot een vader die zijn blowende zoon na diens ontslag uit het ziekenhuis niet meer in huis wil hebben en een man die een hulpverlener vanaf zijn vakantieadres in Marokko telefonisch laat weten dat het goed met hem gaat.

Psychiater Hiske Becker verhaalt van een huisbezoek aan een patiënt die niet meer wil praten. „Hij typte woorden in op de computer en projecteerde die met een beamer op de muur. Het was een bizarre ontmoeting. Ik heb afgesproken dat we eens in de veertien dagen per mail of chat contact met hem houden en hem de andere week bezoeken.”

Bij een volgende patiënt –ze is diabeticus en heeft de neiging zichzelf te verwaarlozen– valt een lichte verbetering te bespeuren. Becker: „Ze heeft letterlijk onder de stenen brug voor haar huis gelegen. Volgens haar zus slaapt ze nu weer binnen, maar ze blijft heel angstig. Ze wil nu een kamer huren bij iemand van haar kerk.”

Als de teamleden de situatie van alle patiënten goed op het netvlies hebben, gaan ze in tweetallen op pad of ontvangen ze mensen op kantoor. De meeste hulpverleners stappen op de fiets, maar arts en psychiater-in-opleiding Joeri Otten neemt vandaag de auto. Samen met verpleegkundige Alida Banel rijdt hij naar een gezin in Amsterdam-Noord.

„Een van hun negen kinderen, Anton, heeft een psychose gehad”, zegt Otten onderweg. „Ongeveer een jaar geleden troffen we hem onder erbarmelijke omstandigheden aan. Hij had vergiftigingswanen en was heel achterdochtig. Nadat hij was ingesteld op medicatie ging het beter, maar de laatste tijd schijnt hij af en toe te zwerven. Volgens zijn vader komen de verschijnselen van een jaar geleden terug. Dat kan betekenen dat hij zijn medicijnen niet meer gebruikt. Het is belangrijk hem weer te zien.”

Ottens missie slaagt deze ochtend niet. Nadat hij rond elf uur bij de flat heeft aangebeld, doet een man met ontbloot bovenlijf en een tandenborstel in de hand boven een raam open. Hij zegt dat zoon Anton niet thuis is. „Ik weet zeker dat hij binnen is”, zegt Banel even later op haar gevoel. Zolang de deur dicht blijft, kunnen de hulpverleners echter weinig beginnen. Later op de dag zal iemand anders van het VIP-team een nieuwe poging doen om Anton te zien te krijgen.

Dat de volgende klant, Ali, niet ‘thuis’ is, verbaast Otten. De jonge Marokkaan verblijft sinds enkele maanden in een passantenverblijf (daklozenopvang) in de stad. Zijn moeder heeft hem het huis uit gezet nadat hij haar in een psychotische toestand had bedreigd. Hij staat op de wachtlijst voor een zogenaamde containerwoning, een vorm van beschermd wonen met steun van het VIP-team. „Hoewel hij medicatie krijgt, is hij het afgelopen jaar niet psychosevrij geweest. Hij blijft angstig en vooral achterdochtig”, zegt Otten.

De receptioniste van het passantenverblijf zegt dat Ali de vorige avond is vertrokken en niet op zijn kamer heeft geslapen. Zijn mobiele telefoon neemt hij niet op. Volgens een personeelslid gaat het de laatste weken slechter met hem. „Dat klinkt niet goed. Ik ga een vooraanmelding bij de crisisdienst doen”, zegt Otten. Dat laatste houdt in dat Ali zodra hij wordt gesignaleerd op de afdeling spoedeisende psychiatrie kan worden beoordeeld. Daar wordt dan bekeken of een opname, al dan niet met een inbewaringstelling, nodig is.

Otten besluit niet door te rijden naar een volgende patiënt, maar terug te keren naar kantoor. Na overleg belt een van zijn collega’s met een tante van Ali. Het gesprek levert geen nieuwe informatie op. Even later is er iemand van het passantenverblijf aan de lijn. Voordat Ali wegging, blijkt hij tegen een vriend te hebben gezegd dat hij het niet meer zag zitten. Telefoon en medicijnen heeft hij op zijn kamer achtergelaten. Reden voor de daklozenopvang om de politie te informeren.

Het middagprogramma van Otten verloopt intussen anders dan gepland. Van de drie patiënten met wie hij een afspraak op kantoor heeft, komt er slechts één opdagen. Otten en Banel ontmoeten de 19-jarige Mehmed –hij heeft tweemaal een psychose gehad– in de spreekkamer. Ze informeren hoe het met hem gaat. „Goed.” „En met blowen?” „Ook goed?” „Blow je niet meer of gaat het goed met blowen?” „Ik doe het af en toe. Eén keer per week. Hasj, geen wiet.” Mehmeds blik ontwijkt die van Otten. „Ik wil er wel mee stoppen.”

In de behandelkamer dient Banel de patiënt per injectie zijn antipsychotica voor drie weken toe, waarna hij nog een gesprek met een jobcoach heeft. Deze toont zich even later bezorgd. „Ik heb het idee dat het minder goed met Mehmed gaat. Hij kon bijna geen volledige zin uitspreken.” Mogelijk moet de medicatie van eens per drie weken worden verhoogd naar elke veertien dagen, oppert Otten.

Aan het eind van de middag volgt een verheugend telefoontje. Ali is teruggekeerd in het passantenverblijf. Otten spreekt hem door de telefoon. „Hij zegt dat beter met hem gaat en dat hij zichzelf niets zal aandoen”, zegt de hulpverlener na afloop. „Morgen ga ik naar hem toe.” Met een zucht van verlichting sluit hij de werkdag af.

Ter bescherming van hun privacy zijn de namen van de patiënten gefingeerd.


VIP-team biedt intensieve zorg rond psychose

Op zijn achttiende had hij zes maanden een psychose en was hij vier maanden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Nu maakt Maurice Levano (31) deel uit van een team Vroege Interventie Psychosen (VIP) in Amsterdam. Daarin werkt hij nauw samen met een arts, een psychiater, sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen, maatschappelijk werkers en een jobcoach. Hij merkt dat hij als ervaringsdeskundige „op een ander niveau” contact maakt met patiënten dan zijn collega’s. „Doordat ik weet wat een psychose is, voelen ze zich door mij sneller begrepen. Mijn insteek is het menselijke contact. Ik probeer door de aandoening van de ander heen te kijken en hem uit te dagen te laten zien wie hij echt is.”

De intensieve samenwerking tussen mensen met diverse specialismen in het VIP-team ervaart Levano als waardevol. „Naast het gebruik van medicijnen verkleint stabiliteit op het gebied van wonen, werken, financiën en relaties het risico op terugval. Daar gaan we met elkaar voor. We willen dat het bij onze patiënten bij één psychose blijft.”

Zodra een patiënt een werk- of studiewens heeft, staat jobcoach Arja van Hout voor hem klaar. „Bij de een is dat kort nadat hij bij ons is binnengekomen, bij de ander vlak voordat hij uitstroomt. De achtergronden variëren van een niet-afgemaakte vmbo-opleiding tot een afgeronde universitaire studie. Ik sluit altijd aan bij de wens van de patiënt. Als iemand bij een ruimtevaartbedrijf of in het leger wil werken, zeg ik niet: Kan dat wel? Nee, dan kijken we welke vacatures er zijn en welke eisen daarvoor gelden. Als gaandeweg blijkt dat zo’n baan niet haalbaar is, vraag ik: Wat vond je er zo leuk aan? En zijn er andere beroepen waarin je dat terugvindt? Daarbij is ook belangrijk dat ze leren inzien welke werkbelasting ze aankunnen.”

De grootste hobbel op weg naar het vinden van een baan is op dit moment de slechte arbeidsmarkt, aldus Van Hout. „Een lastig punt is ook de stigmatisering van psychiatrische patiënten. Als ze al beseffen dat ze ziek zijn, willen mensen daarover bij een sollicitatie vaak geen openheid geven, zeker in het begin. Komen ze na een paar brieven of gesprekken steeds niet verder, dan vraag ik soms of ze een volgende keer toch niet eens kunnen proberen hun aandoening naar voren te brengen. Dat kan in hun voordeel werken. Een werkgever weet dan waar hij aan toe is. Soms wil een bedrijf bovendien maatschappelijk ondernemen en biedt het daarom iemand met een psychiatrische achtergrond graag een plek.”

Uitgangspunt zijn voor Van Hout niet de beperkingen van een werkzoekende, maar zijn talenten. „Een van mijn cliënten wil graag in een supermarkt werken. Hij heeft daar echt oog voor. Als hij een winkel binnenloopt, ziet hij meteen wat hij op een andere manier zou aanpakken. Voor zo iemand moet een baan te vinden zijn. Misschien zal hij vanwege zijn ziekte af en toe uitvallen, maar met zijn inzicht heeft hij zeker een meerwaarde voor een bedrijf”, aldus de jobcoach.


Contact met realiteit verliezen

Een psychose is een psychiatrische aandoening waarbij mensen het contact met de realiteit verliezen. Ze hebben bijvoorbeeld het idee dat anderen niet meer te vertrouwen zijn, horen stemmen die opdrachten geven, zien dingen die er in werkelijkheid niet zijn of hebben het gevoel steeds in de gaten te worden gehouden. In Amsterdam maken jaarlijkse zo’n honderd mensen, voornamelijk adolescenten, een eerste psychose door. In september 2006 ging een speciaal team Vroege Interventie Psychosen (VIP) van start, onderdeel van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. Daarin werken diverse specialisten nauw samen. Ze behandelen patiënten maximaal drie jaar op psychiatrisch, sociaal, medisch, financieel en maatschappelijk vlak. Doel is de eerste psychose zo kort mogelijk te laten duren en terugval te voorkomen. Inmiddels zijn er in Amsterdam drie VIP-teams actief. Ook elders in het land wordt de meervoudige, intensieve aanpak met succes toegepast.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer