Europese grondwet
Premier Balkenende wil alsnog de naam van God in de Europese grondwet opnemen. Het is hem te mager als deze alleen spreekt van „humanistische waarden” en niet de Joods-christelijke wortels van de Europese samenleving noemt.
De Europese conventie onder leiding van de vroegere Franse president Giscard d’Estaing heeft bij het ontwerp van de EU-grondwet na langdurig beraad besloten een verwijzing naar God en naar de christelijke wortels van Europa weg te laten. De preambule, die Giscard zelf heeft opgesteld, spreekt nu over „het cultureel, religieus en humanistisch erfgoed van Europa” dat in eerste instantie zijn wortels heeft in de Grieks-Romeinse beschaving en later in de Verlichting.
Alleen al uit historisch oogpunt is dat merkwaardig. Tussen de val van het Romeinse Rijk en de Verlichting zit een periode van ongeveer twaalf eeuwen. De conventie doet alsof gedurende die periode de maatschappij alleen teerde op het sap van de Grieks-Romeinse wortels en er verder niets veranderde. Nou, zo statisch was die middeleeuwse samenleving nu ook weer niet.
Maar belangrijker is dat met het weglaten van de naam van God en van de Joods-christelijke wortels een essentieel onderdeel van de culturele ontwikkeling van Europa wordt weggemoffeld. Zelfs atheïstische historici kunnen er niet omheen dat de Europese beschaving bij uitstek door het Joods-christelijke gedachtegoed is gestempeld.
Wanneer de conventie in de preambule de link naar het christelijk geloof niet legt, is dat een bewuste keus. Temeer omdat er van verschillende zijden op is aangedrongen wel een verwijzing op te nemen, zoals door christen-democratische politici en vertegenwoordigers van kerken. In dit verband zijn namen te noemen als die van de voormalige Duitse kanselier Helmuth Kohl en van paus Johannes Paulus II. Desondanks heeft de conventie alleen de seculiere wortels benoemd.
Giscard is president geweest van Frankrijk, waar de scheiding tussen kerk en staat tot grondslag van de republiek is verheven. Dat zou een mogelijke verklaring kunnen bieden. De preambule is echter niet meer en niet minder dan een inleiding waarin verwezen wordt naar de oriëntatiepunten. Dat gedeelte heeft geen rechtskracht. Daarmee vervalt het argument van scheiding van kerk en staat.
De keus die de conventie heeft gemaakt, lijkt vooral ideologisch bepaald. Men wil het „juk” van het christelijke geloof niet weer op de schouders van de Europese samenleving leggen. Daaruit spreekt een bepaalde aversie jegens het christendom, terwijl veruit het grootste deel van de Europese bevolking nog altijd die levensovertuiging is toegedaan, zij het dat de meerderheid zegt „er weinig meer aan te doen.”
Het argument dat voorstanders van Giscards keus aanvoeren, is het multiculturele karakter van de Europese samenleving. Een expliciete verwijzing naar het christendom zou discriminerend zijn voor andere religieuze groepen. Alsof objectieve feiten kunnen discrimineren!
De ironie is echter dat dezelfde Giscard zich nog niet zo lang geleden verzette tegen de toetreding van Turkije tot de EU omdat de cultuurverschillen te groot zijn. Met andere woorden: een door de islam gestempelde cultuur past niet bij de Europese. Daarmee zegt hij impliciet dat de religieuze wortels er wel degelijk toe doen.
De EU doet er verstandig aan naar de oproep van Balkenende te luisteren. Verwacht wordt dat hij steun krijgt van landen als Polen, Portugal en Spanje. Jammer is dat de meer protestants georiënteerde naties weinig aanstalten maken om zich bij onze premier aan te sluiten. Die verdeeldheid binnen de christelijke wereld biedt nu juist de ruimte aan de conventie om zich uitsluitend op de niet-christelijke bronnen te oriënteren. En daarmee is de secularisatie in de EU geformaliseerd.