Schijn
Jesaja 48:22
„Maar de goddelozen hebben geen vrede, zegt de Heere.”
Paulus was voor zijn bekering naar de wet onberispelijk. Herodes hoorde Johannes gaarne prediken en had achting voor hem. Hij wist dat Johannes een rechtvaardig en heilig man was en hij deed veel dingen om zijn wil. Van de toehoorders van Ezechiël staat: „En zij komen tot u gelijk het volk pleegt te komen, en zitten voor uw aangezicht als Mijn volk, en horen uw woorden…” „…gij zijt hun als een lied der minnen, als een die schoon van stem is… daarom horen zij uw woorden, maar zij doen ze niet.”
Versta onder deze goddelozen uit de tekst geveinsde goddelozen, die niet zijn wat zij schijnen te zijn. Jakobs stem, maar Ezau’s hand en hals. De Heere zegt dat onder Zijn volk goddelozen worden gevonden. Dat zijn geveinsden, want eenieder van hen loert, zij zetten een verderfelijke strik, zij vangen de mensen. Zij geven zich uit voor bekeerd, zij zeggen dat ze Joden, dat zij apostelen zijn, en zij zijn leugenaars.
Bovenmatig ongelukkig zijn deze allen. Zij hebben geen vrede. Het woord vrede betekent bij de Hebreeën voorspoed. Als de Joden elkaar het goede willen toewensen, zeggen zij: Vrede zij u. Die wens bevat al het wenselijke voor ziel en lichaam, uitwendig en inwendig, voor tijd en eeuwigheid.
Henricus de Frein, predikant te Middelburg (”De ongelukkige staat der godlozen”, 1723)