Internationale actie vereist tegen gruweldaden Leger van de Heer
In Centraal-Afrika zaait het Leger van de Heer al meer dan twintig jaar dood en verderf. Tijd voor internationale actie, betogen Kristof Titeca, Joost van Puijenbroek en Koen Vlassenroot.
Het ”Lord’s Resistance Army” (LRA) –”Leger van de Heer”– van Joseph Kony was meer dan twintig jaar actief in Noord-Uganda. Gedurende deze periode pleegde het rebellenleger op grote schaal terreurdaden. Het leidde tot een ongekende humanitaire catastrofe. Deze crisis bleef voor lange tijd ongemerkt.
Jan Egeland, de toenmalige VN-ondercommissaris van humanitaire zaken, bestempelde de crisis eens als het „meest vergeten conflict ter wereld.” Deze uitspraak zorgde er cynisch genoeg voor dat het conflict langzaam enige internationale aandacht kreeg.
De laatste vijf jaar heeft het LRA zijn activiteiten verplaatst naar een nog meer vergeten uithoek van Afrika: het grensgebied tussen Congo, Zuid-Sudan en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Sinds eind 2007 heeft de beweging in dit gebied al meer dan 2000 mensen gedood, meer dan 3000 mensen ontvoerd en een vluchtelingenstroom veroorzaakt van ongeveer 400.000 mensen.
De tragedie is dat deze wandaden grotendeels ongemerkt hebben kunnen plaatsvinden. De bevolking is totaal aan haar lot overgelaten. Voor de verschillende regimes in de regio heeft het conflict –en dus de vele slachtoffers– geen prioriteit. De Ugandese overheid is blij dat de rebellenbeweging van haar grondgebied is verdwenen.
Het regime in Congo lijkt alles in het werk te zetten om aan te tonen dat het LRA geen bedreiging vormt. Kinshasa suggereert dat het de controle heeft over het hele land. Hiervan is in verschillende regio’s echter amper sprake. Daar slaagt het Congolese leger er zelfs niet in om de bevolking de nodige bescherming te bieden. Sterker nog, het is zelf een bron van onveiligheid. Als tegenreactie zijn er verboden burgermilities ontstaan die als doel hebben de bevolking te beschermen.
Elders is de situatie niet beter. Het leger van de Centraal-Afrikaanse Republiek heeft wel de wil om op te treden, maar onvoldoende capaciteit. En in Zuid-Sudan is de bevolking grotendeels afhankelijk van burgerinitiatieven om zichzelf te beschermen.
Des te schrijnender is het dat ook de internationale gemeenschap nauwelijks wakker ligt van dit vergeten conflict. Even was er hoop. In mei 2010 werd in de Verenigde Staten de ”Lord’s Resistance Army Disasarmement Act” in een wet omgezet en een paar maanden later stelde president Obama een nieuwe strategie voor. Behalve militaire steun aan het Ugandese leger dat het LRA verder heeft opgejaagd, is er echter weinig actie ondernomen door de VS.
Ook de Verenigde Naties zijn onvoldoende betrokken bij het conflict. De Veiligheidsraad weigert het punt te agenderen. De VN-vredesmacht in Congo heeft onvoldoende mandaat om de burgers te beschermen. De Afrikaanse Unie probeert nu internationaal leiderschap te ontwikkelen door de coördinatie van de militaire inspanningen van de vier landen op zich te nemen en de vorming van een gemeenschappelijke brigade van de vier betrokken landen te initiëren. Hiermee neemt de reële militaire capaciteit echter niet toe. Het is dan ook niet te verwachten dat de bestaande troepen een serieuze bedreiging zullen worden voor het LRA.
De militaire woordvoerder van Monusco, de VN-vredesmacht in Congo, heeft onlangs verklaard dat de gewapende capaciteit van het LRA fors is afgenomen. Dit is echter in deze context niet relevant. Het schrijnende aan het conflict is dat het LRA met een minimum aan middelen en manschappen een maximum aan terreur kan plegen. Zo toont een rapport van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch aan dat eind 2009 ongeveer 30 LRA-rebellen meer dan 300 Congolese burgers hebben gedood. Een veelvoud aan burgers sloeg op de vlucht.
Er wordt voortdurend voor gepleit om het LRA-vraagstuk een prominente plaats te geven op de internationale agenda. De bereidheid om echt op te treden, is echter nog nooit zo klein geweest. Vooral nu de internationale aandacht verder verschuift naar de Hoorn van Afrika, waar de honger heeft toegeslagen. De weinige aandacht en actie die er nog is, lijkt ongecoördineerd en onvoldoende om de nodige bescherming te bieden en een eind te maken aan de terreur van het LRA.
Wij pleiten er daarom voor om een militaire aanpak te combineren met een politieke strategie. Wat het eerste betreft: de enige resterende optie is waarschijnlijk het initiatief van de Afrikaanse Unie. Dit kan enkel slagen wanneer onder meer de Europese Unie voldoende inspanningen levert om de capaciteit van de Afrikaanse Unie te versterken.
Wat de politieke strategie betreft, moet onder andere het Congolese regime onder druk worden gezet en op zijn verantwoordelijkheden worden gewezen. Verder zullen er onderhandelingen met het LRA, hoe moeilijk ook, nodig zijn om een duurzame uitweg te vinden uit dit conflict.
De auteurs zijn respectievelijk werkzaam voor de Universiteit Antwerpen, IKV Pax Christi en de Universiteit Gent.