GZB-medewerker: Als we niets doen, gaat het mis in Kenia
DRIEBERGEN – Jaap en Coby van der Ham keerden deze week terug uit Kenia, een van de landen in Afrika waar hongersnood dreigt. „De mensen klampten ons aan: Doe wat, help ons, het gaat zo niet langer!”
Van de stroom van Somalische vluchtelingen aan de oostelijke grenzen van Kenia heeft het echtpaar Van der Ham in het noordwesten van het Afrikaanse land weinig gemerkt. „We hebben geen vee zien sterven en we hebben geen tot op het bot vermagerde mensen gezien. Maar de situatie is wél zo ernstig dat je er met tranen in je ogen bij staat te kijken: hoe moet dit verder, dit kan toch niet? Als we nu niets doen, gaat het helemaal mis.”
Van 1979 tot 1988 werkte het echtpaar Van der Ham namens de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in Lokichar, een dorpje in Turkanaland, in het noordwesten van Kenia. De afgelopen weken brachten ze er hun vakantieweken door. Van der Ham: „We hebben veel oude bekenden ontmoet, maar ook veel narigheid gehoord. De meeste mensen hebben grote zorgen over wat er de komende periode zal gaan gebeuren.”
Volgens de ex-zendingswerker, inmiddels werkzaam bij de afdeling communicatie en fondsenwerving van de GZB, zijn er diverse oorzaken voor de dreigende hongersnood. „Allereerst is er de droogte, het land ziet er troosteloos uit. Verder roven de Pokot het vee van de Turkana. Ten slotte zijn de prijzen voor voedsel –maismeel, suiker, thee, bonen– enorm gestegen, terwijl de inkomsten afnemen: de meeste Turkana leiden een nomadenbestaan.”
Inmiddels zijn de kerkelijke gemeenten die het werk van de GZB steunen aangeschreven voor een extra collecte, zodat in samenwerking met de stichting Luisterend Dienen een noodhulpprogramma gestart kan worden.
Van der Ham: „Onze eerste opdracht is nu om mensen voedsel te verschaffen zodat ze niet van honger sterven. Structurele hulp is moeilijk: het gebied is droog, de mensen leiden een hard bestaan, er is weinig werkgelegenheid. Maar we kunnen structureel iets doen aan de veestapel, die nu gedecimeerd is. Laten we met schapen en geiten beginnen.”