Politiek tweestromenland nog ver weg
De werkelijkheid steekt niet altijd logisch en ordelijk in elkaar. Neem de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Zou die niet veel overzichtelijker worden als oud gereformeerden samengingen met de mensen rond ”Het Gekrookte Riet”, met de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en een groot deel van de Gereformeerde Gemeenten? Dan zouden vervolgens een deel van de christelijke gereformeerden, de gereformeerdebonders en een deel van de Gereformeerde Gemeenten eveneens samen kunnen smelten. Het zou de helderheid in deze hoek van kerkelijk Nederland ten goede komen.
Toch zullen twee van zulke kerkgenootschappen waarschijnlijk nooit ontstaan. Want de werkelijkheid is geen zaak van logica en maakbaarheid. Historische ontwikkelingen, emoties en menselijke zwakten zorgen voor een diffuus beeld en verhinderen het grootschalig op de schop nemen van bestaande structuren.
Dat geldt ook voor de politiek. Om de zoveel jaar steekt de discussie de kop op of het Nederlandse partijenstelsel niet wat overzichtelijker kan. Recent bond PvdA-prominent Oudkerk, oud-kamerlid en wethouder in Amsterdam, de kat weer eens de bel aan.
Het was hem opgevallen dat hij bij sommige VVD’ers meer aansluiting vindt dan bij sommige partijgenoten. Met de jonge staatssecretaris van Sociale Zaken, Rutte, was hij het in een benen-op-tafelsessie zó eens over de richting die Nederland op moet. En zo zijn er veel meer liberalen, vooral van de jongere garde, maar ook mensen uit GroenLinks en SP, met wie Oudkerk zich politiek zeer verwant voelt. Waarom dan geen brede, progressieve volksbeweging gestart, goed voor zo’n 85 zetels in de Tweede Kamer? De politiek zou er een stuk overzichtelijker door worden en het landsbestuur veel daadkrachtiger, aldus de Amsterdamse wethouder.
Een jaar of vijf geleden was het de toenmalige CDA-partijvoorzitter Van Rij die in het Nederland van de 21e eeuw slechts ruimte zag voor twee politieke hoofdstromen: materialisten en postmaterialisten. In de laatste hoofdstroming zouden mensen die zich door religieuze motieven gedreven weten, die beseffen dat er meer is op aarde dan het zien- en zinlijke -of zij nu een islamitische, hindoestaanse, Joodse of christelijke inspiratie hebben- zich moeten verenigen, aldus Van Rij.
Dat het denken over een tweestromenland op dit moment weer sterk in de lucht hangt, is niet verwonderlijk. De Fortuyn-revolte heeft het politieke landschap van Nederland voor korte tijd flink omgewoeld. Bovendien kwam uit deze revolte de roep om ”nieuwe politiek” voort: opeens prefereert iedereen heldere politieke tegenstellingen boven het bij voorbaat zoeken van consensus en nuance. In die beweging past ook het zoeken naar hergroepering van politieke partijen.
Daarbij komt dat met name het paarse tijdvak getoond heeft dat de oude partijpolitieke tegenstellingen nog maar van betrekkelijke waarde zijn. Als PvdA en VVD in één kabinet kunnen samenwerken, is ideologie in politiek Den Haag blijkbaar zo ver op de achtergrond geraakt dat een daadwerkelijke herverkaveling tot de mogelijkheden behoort.
Verklaarbaar is de hang naar een politiek tweestromenland dus zeker. Wenselijk wellicht ook. Een intensieve zoektocht naar de werkelijke verschillen in de politiek kan alleen maar winst opleveren. Maar het realiteitsgehalte van het denken in twee stromingen is gering. Dat blijkt alleen al als we kijken naar de aard van de twee hoofdrichtingen die in de visie van sommigen gaan ontstaan of moeten ontstaan.
De ’jonge honden’ die momenteel het Binnenhof bevolken, komen weer tot andere definities dan Oudkerk en Van Rij. CDA-kamerlid Van Vroonhoven-Kok houdt het er -in navolging van haar partijgenoot Hillen- op dat er op den duur in Nederland nog slechts twee richtingen overblijven: die van de koopman en die van de dominee. De kooplui-partij omvat alle mensen die inzetten op inkomensbeleid en geld, dus zowel VVD als PvdA. Daarnaast komt er, aldus Van Vroonhoven, een dominees-partij, die een meer ethische insteek kiest. Daarin zouden niet alleen CDA en ChristenUnie uitstekend passen, maar vreemd genoeg ook D66. VVD-kamerlid Hirsi Ali meent -net als de filosoof Fukuyama- dat er in een moderne, welvarende maatschappij alleen nog varianten van het liberalisme overschieten: sociaal-liberalen en liberaal-socialisten.
Maar om nu te zeggen dat een van deze tegenstellingen al werkelijk manifest wordt? Dat vergt veel fantasie en inlegkunde. Toegegeven: het Fortuyn-tijdperk heeft geleerd dat het verstandig is nooit ”nooit” te zeggen. Maar vooralsnog lijken oude instituten en structuren zo sterk dat het nog lang zal duren voordat er een wezenlijke verandering in de partijindeling plaats zal hebben. In 1966 dacht Van Mierlo al binnen enkele jaren het vermolmde Nederlandse bestel te kunnen opblazen. Zevenendertig jaar later valt daar nog steeds weinig van te bespeuren. De politieke partijen, die volgens sommigen versleten vehikels die decennialang alleen maar afkalfden, maakten het afgelopen jaar juist weer een opmerkelijke groei in ledental mee.
Dat betekent niet dat er nooit iets verandert in de politiek. De afgelopen verkiezingen en formatie hebben wel degelijk tot een omslag geleid. Het is met name de verdienste van het CDA dat er, binnen het bestaande partijenstelsel, recent een nieuwe, vrij scherpe scheidslijn is geforceerd. Door zich af te wenden van de PvdA en ideologisch en praktisch te kiezen voor de VVD, heeft het CDA de links-rechtstegenstelling in de Nederlandse politiek nieuw leven ingeblazen. Daardoor is zonder meer een stuk duidelijkheid geschapen.
Maar tegelijk is waar dat de oude partijen nog volop overeind staan. En vereenzelvig de nieuwe tegenstelling niet met materialistisch tegenover niet-materialistisch. Nog minder met koopman tegenover dominee. Om van behoudend tegenover vooruitstrevend maar helemaal niet te spreken. Want zijn het momenteel niet juist CDA en VVD die de samenleving het ingrijpendst willen veranderen, en GroenLinks, SP en PvdA die zich tegen die modernisering schrap zetten?