Die boodschap probeert het kabinet maandagavond in een brief aan de Tweede Kamer over te brengen. In het parlement was verwarring ontstaan nadat premier Mark Rutte vorige week over een steunpakket van 109 miljard euro sprak voor het noodlijdende Griekenland en collega-euroleiders repten van een bedrag van 159 miljard.

Het kabinet schrijft nu in de brief dat het steeds gesproken heeft over de periode tot 2014 om Griekenland uit de acute problemen te helpen. De betrokkenheid van de financiële sector reikt echter verder dan dat jaar.

De financiële steun aan Griekenland zit zeer ingewikkeld in elkaar, zo erkent het kabinet in de brief. Zo komt het kabinet tot 2014 tot een bedrag van 108 miljard, inclusief een bijdrage van 50 miljard van banken en verzekeraars. Met name Nederland en Duitsland hebben er steeds op aangedrongen dat de financiële sector zou bijdragen.

Omdat de steun van de private sector ook na 2014 doorgaat, rekent het kabinet voor dat tot aan 2020 de hulp aan Griekenland zelfs oploopt tot boven de 200 miljard, waarvan 106 miljard afkomstig is van de financiële sector en 109 miljard publiek geld is. Centraal in de boodschap van het kabinet staat dan ook dat hoe je ook rekent, de bijdrage van banken steeds zo’n 50 procent is.

In de Tweede Kamer zijn de eerste reacties sceptisch. GroenLinks-Kamerlid Bruno Braakhuis is nog niet tevreden met de uitleg van het kabinet. Hij kwalificeert de brief als „weinig transparant”. Hij heeft het gevoel dat het kabinet probeert te maskeren dat de bijdrage van overheden flink hoger is dan aanvankelijk gemeld. „Hij heeft wel uit te leggen”, aldus Braakhuis.

D66-Kamerlid Wouter Koolmees heeft uitgerekend dat ons land 1,8 miljard meer leent aan Griekenland dan minister Jan Kees de Jager (Financiën) heeft aangekondigd. „Deze onhandige manier van handelen ondergraaft het vertrouwen van mensen in de steunoperatie van de euro. Ik ga er maar vanuit dat Rutte en De Jager een fout hebben gemaakt, maar onhandig is het wel.”