Dirk-Jan Nijsink: Hoopvol over toekomst SGP
Voor Dirk-Jan Nijsink is zijn laatste werkweek als beleidsadviseur van de SGP-jongeren aangebroken. Juist op het moment dat de SGP dicht bij het hart van de macht is gekomen, gaat hij elders aan de slag. „Ik ben echt hoopvol over de SGP. Of de partij haar beginselen nu wijzigt of niet.”
Over het vrouwenstandpunt van de SGP wil hij het in elk geval niet hebben, laat Nijsink in de aanloop naar het gesprek weten. Waarom niet? „De discussie daarover ben ik helemaal beu. Het gaat er altijd over. Inmiddels weet men wel wat mijn standpunt in dezen is.”
In de IKON-documentaire ”Betonnen zuil in woelige tijden” –uitgezonden in december vorig jaar– sprak de jeugdwerkadviseur zich er nog wel over uit. De SGP moet het recht hebben haar eigen standpunt over vrouwen in de politiek in te nemen, stelde hij. Persoonlijk neigde hij ernaar om te zeggen: „Misschien zouden we het moeten opengooien binnen de SGP.”
Waar Nijsink het wel graag over wil hebben, is het standpunt van de SGP over godsdienstvrijheid. Officieel vindt de partij dat andersgelovigen slechts gewetensvrijheid hebben; volledige godsdienstvrijheid heeft de SGP nooit geaccepteerd.
In de praktijk van het werk in de Tweede Kamer echter komt de partij wel degelijk op voor godsdienstvrijheid. Zo verzette de SGP zich onlangs samen met CDA en ChristenUnie tegen een verbod op de onverdoofde rituele slacht omdat dat de godsdienstvrijheid van joden en moslims beperkt.
Al eerder kaartte Nijsink, samen met onder anderen oud-SGP-jongerenvoorzitter Kloosterman, die tegenstrijdigheid aan de orde. Net als toen bepleit hij ook nu dat de SGP open kaart moet spelen. En dus openlijk en ook in het beginselprogramma moet kiezen voor godsdienstvrijheid.
„We komen als partij op een doodlopend spoor als we in de praktische politiek enerzijds opkomen voor godsdienstvrijheid, maar anderzijds naar onze achterban toe en in het beginselprogramma een andere lijn aanhouden. Daar heb ik grote moeite mee.
We leven nu in een tijd dat er mensen zijn die godsdienstvrijheid willen afschaffen omdat volgens hen de vrijheid van meningsuiting al voldoende garanties biedt voor gelovigen”, licht Nijsink toe. In zo’n tijd kun je je het als partij niet permitteren in een dispuut over gewetensvrijheid te belanden. „Met het huidige beginsel van gewetensvrijheid voor andersgelovigen komen we in moeilijkheden. Anderen kunnen ons het verwijt maken dat wij eigenlijk ook tegen godsdienstvrijheid zijn. Daarmee belanden we als SGP in het verkeerde kamp.”
SGP-voorman ds. Abma zei al dat je soms moet veranderen om jezelf te kunnen blijven, stelt Nijsink. „Juist door op te komen voor godsdienstvrijheid houdt de SGP vast aan haar aloude strijd tegen het secularisme, tegen het antichristendom.”
De beleidsadviseur zou het goed vinden als binnen de SGP een commissie wordt ingesteld die het beginselprogramma eens grondig gaat bestuderen en dat document in lijn brengt met de inmiddels gegroeide praktijk van alledag. Met name op het punt van godsdienstvrijheid. „Ik vind het onverteerbaar dat de partij zich in een bepaalde richting ontwikkelt, terwijl het beginselprogramma ongewijzigd blijft.”
In dat program staan ook passages over welzijn, recreatie en cultuur die er eigenlijk niet in thuishoren, aldus Nijsink. „Die horen in een verkiezingsprogramma. Je kunt ze er dan meteen uithalen.”
Bij het nadenken over thema’s als godsdienstvrijheid zou de SGP ook naar denkers buiten haar eigen kring moeten kijken. „Bijvoorbeeld naar iemand als dr. W. Aalders.” Die komt weliswaar uit de CDA-hoek, maar dat hoeft volgens Nijsink geen probleem te zijn. „Globaal bekeken zijn de verschillen tussen CDA’ers als Bilder en de SGP niet zo groot. Beide partijen komen uit de antirevolutionaire traditie.”
Met zijn pleidooi voor een ruimere omgang met godsdienstvrijheid, maar ook met zijn oproep tot grotere waardering van de democratische rechtsstaat en voor een bijdetijdse uitleg van het theocratiebegrip heeft Nijsink de afgelopen jaren niet alleen vrienden gemaakt. Met het partijbestuur voerde hij meer dan eens pittige gesprekken.
„Er was wel eens verschil in visie”, stelt Nijsink, „maar het belangrijkste was dat we van elkaar wisten dat we bezig zijn met dezelfde missie en door hetzelfde worden gedreven, namelijk politiek bedrijven volgens de norm van Gods Woord.”
Overigens was niet iedereen in de partij altijd van de oprechtheid van Nijsink en de SGP-jongeren overtuigd. „Ik heb bij sommige mensen wantrouwen geproefd. Die waren bang dat wij als SGP-jongeren eigenlijk af willen van de aloude beginselen. Dat is niet zo. Wij willen niet bij de wereld horen. Het gaat ons om een christelijke samenleving, ingericht naar Bijbelse maatstaven.”
Zijn inzet heeft verschil gemaakt, meent Nijsink. „Na het uitbrengen van ons beginselmanifest ”Kernideeën” is bijvoorbeeld het denken over de overheid als christelijke verdraagzame staat, binnen de SGP in een stroomversnelling gekomen.”
Nijsink verlaat de SGP-jongeren om aan de slag te gaan bij de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten. „Ik ben er in de achterliggende jaren achter gekomen dat ik niet echt een politiek dier ben. Ik zeg veel te snel hoe ik echt over dingen denk. Ben wars van politieke handigheidjes.”
Hij vertrekt bij de jongerenorganisatie op een moment dat de SGP dicht bij het centrum van de macht is gekomen. Dat gaat de SGP-jongeren niet ongemerkt voorbij. „Onze voorzitter, Rozendaal, wordt veel vaker benaderd om ergens zijn mening over te geven. Die doet er nu echt toe voor tal van media.”
Door de sleutelpositie die de SGP bezet in de Senaat en haar belangrijke rol in de Tweede Kamer beleeft de SGP volgens Nijsink „een goede tijd.” In de peilingen staat de partij af en toe op drie zetels. „Ik ben echt hoopvol over de partij. Of ze de genoemde beginselen nu wijzigt of niet.”
Dirk-Jan Nijsink
Geboren te Deventer op 17 april 1985.
Volgt in augustus 2007 Gert van Veldhuizen op als jeugdwerkadviseur van de SGP-jongeren.
Rondt in 2008 aan de Universiteit Utrecht de master geschiedenis van politiek en cultuur af met een scriptie over het politiek leiderschap van ds. G. H. Kersten.
Treedt per 1 augustus 2011 in dienst als jeugdwerkadviseur van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten.