„Die den Zoon niet eert, eert den Vader niet, Die Hem gezonden heeft.”

De geopenbaarde godsdienst is gegrond op de natuurlijke godsdienst en wijst ons erop dat we de Zoon Goddelijke eer moeten bewijzen.

We moeten de Verlosser eren met dezelfde eer waarmee we de Schepper eren.

De waarheden en de wetten van de christelijke godsdienst, voor zover ze geopenbaard zijn, zijn net zo heilig en achtenswaard als die van de natuurlijke godsdienst en we moeten die in dezelfde mate hoogachten, want we hebben aan Christus, Die ons welzijn heeft gewerkt, dezelfde verplichtingen als aan Degene Die ons geschapen heeft.

En we zijn even afhankelijk van de genade van de Verlosser als van de voorzienigheid van de Schepper, wat een voldoende grond is voor deze wet: „den Zoon te eren, gelijk wij den Vader eren.”

Sommige mensen doen alsof ze eerbied hebben voor de Schepper en spreken met ontzag over Hem, maar ze zijn onverschillig ten aanzien van hun Verlosser en spreken met minachting over Hem.

Matthew Henry, 
predikant te Engeland

(”Roemen in het kruis”)