Wereldgelijkvormigheid onder reformatorische christenen neemt toe
De wereldgelijkvormigheid onder reformatorische christenen in Nederland neemt toe, signaleert ds. John Robert Broome.
Ik heb al ruim 55 jaar contact met verschillende personen uit de gereformeerde gezindte in Nederland. Het heeft vele dierbare herinneringen opgeleverd. Mijn eerste kennismaking met Nederlandse christenen was met Pasen 1956. Ik was als 24-jarige militair van het Britse leger gelegerd in het Duitse Osnabrück. Een ambtsdrager van de gereformeerde gemeente te Lisse, diaken Segers, had me een weekend uitgenodigd.
Het waren treurige dagen. Toen ik daar was overleed de vrouw van ds. L. Kieboom. Samen met diaken Segers –hij werd mijn geestelijk vader– en enkele ouderlingen bezocht ik de boerderij waar het was gebeurd. Hoewel ik niet begreep wat er allemaal werd besproken, voelde ik die bewuste zondag dat ik tussen Gods kinderen verkeerde.
Jaren later, in 1971, kwamen de twee oudste zonen van ds. K. de Gier –ds. De Gier was getrouwd met een dochter van diaken Segers– bij ons in Engeland logeren. Het predikantechtpaar kwam ze weer ophalen. Dit was mijn eerste intensieve kennismaking met een Nederlandse predikant.
Tijdens mijn bezoeken aan Nederland woon ik vaak een kerkdienst bij. Menig Nederlandse dienst heeft diepe indruk op mij gemaakt. Zo bezocht ik in 1989 een weekdienst in Barneveld –ik was verbaasd over de omvang van de gemeente– waarin ds. W. Hage voorging. Hij preekte over Openbaring 4:1. Die preek is rijk gezegend aan mijn ziel. De hemel was voor de predikant kennelijk geopend; hij was er innerlijk volledig bij betrokken. Zoet voor mijn ziel waren de woorden: „Er is nog ruimte voor Zijn troon voor jong en oud.”
In september 1989 werd ds. G. M. de Leeuw predikant van de gereformeerde gemeente te Barneveld. Wij komen jaarlijks naar Nederland en dus heb ik hem geregeld horen preken. Eén zondag zal ik niet snel vergeten. Ds. De Leeuw preekte over de eerste zondag van de Heidelbergse Catechismus: „Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?” En het antwoord: „Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden.” Die avond ervoer ik dat de kracht van de prediking landsgrenzen overstijgt.
Ik woonde in Barneveld ook eens een belijdenisdienst bij. Jonge mensen hadden de catechisatielessen afgerond en werden officieel lid van de gemeente. Ds. De Leeuw benadrukte dat belijdenis doen niet betekent dat je bekeerd bent. Op indrukwekkende wijze drong hij er bij de jongeren op aan Christus te zoeken.
Toen de opvolger van ds. De Leeuw, ds. C. Hogchem, in Barneveld predikant was, heb ik nog eens een gemeenteavond verzorgd. Ik mocht toen spreken over ds. J. C. Philpot en de geestelijke zegeningen die ik ontvangen heb door het lezen van zijn preken. Achteraf liet ds. Hogchem weten dat zijn ervaringen gelijk waren aan de mijne.
Al geruime tijd houd ik ook jaarlijks een lezing voor Nederlandse studenten. De studentenvereniging Depositum Custodi uit Utrecht nodigde me in 1994 voor het eerst uit. Vaak bespreek met de studenten een van de werken van John Bunyan. Uit de vragen van en gesprekken met de studenten maak ik op dat er onder hen oprechte zoekers zijn. Tegelijkertijd, zo signaleer ik, zijn er ook veel jongeren die kerk en wereld goed kunnen combineren. Zij zitten op zondag in de kerk, en verspillen hun leven de avond ervoor in de wereld.
Mij wordt zelfs vergund dat ik af en toe, met behulp van een tolk, in een Nederlandse kerk preek. De eerste keer was in 1994. Ik werd toen uitgenodigd om in een weekdienst het Woord te bedienen in de oud gereformeerde gemeente aan de Ambachtstraat in Utrecht. Tot op heden preek ik er jaarlijks. Inmiddels ook op zondag.
Ook in de hervormde kerk te Opheusden heb ik wel eens gepreekt. Dat was in 1996 op uitnodiging van ds. W. van Vlastuin. Een jaar eerder werd de plaats bedreigd door het rijzende Rijnwater. Mijn tekst voor die zondagavond was uit Job 28:11: „Hij bindt de rivieren toe, dat niet een traan uitkomt.” Ik preekte achtereenvolgens over de uitredding van Opheusden van de vloed, de uitredding van Noach en zijn familie van de zondvloed en de uitredding van Gods volk van de grote vloed van zonde en kwaad door het bloed van Christus.
Naast alle goede herinneringen, heb ik ook mijn zorgen. Ik signaleer bij Nederlandse christenen, en dat betreur ik, een toenemende wereldgelijkvormigheid, vooral op het gebied van de kleding. Dat geldt met name voor de jongeren. In 1956, toen ik voor het eerst in Nederland kwam, waren er alleen christelijke basisscholen. Nu zijn er ook reformatorische scholen voor voortgezet en hoger onderwijs. Kennis en welvaart nemen toe, tegelijkertijd is er helaas sprake van een manifeste afname van de godsvreze.
De auteur is predikant van de strict baptist chapel te Trowbridge (Engeland). Dit artikel is het tweede deel van een serie waarin christenen uit het buitenland reflecteren op hun ervaringen met Nederland.