De ministers van Buitenlandse Zaken van de Benelux maakten de beslissing woensdag bekend, na een gezamenlijke ontmoeting in Brussel met Jibril, de leider van de raad. Het besluit geldt totdat dictator Muammar Gaddafi van het toneel is verdwenen.

Voor Nederland nam minister Uri Rosenthal deel aan het overleg. Omdat Den Haag alleen staten en geen regeringen erkent, is van een formele erkenning volgens Rosenthal geen sprake.

De Benelux waardeert vooral de manier waarop Jibril probeert allerlei politieke groeperingen in Libië onder één noemer te verenigen.

Jibril vroeg in Brussel opnieuw om meer geld voor de zwaar getroffen Libische bevolking, „voordat het te laat is”. De raad wil dat daartoe tegoeden van het Gaddafiregime die door de EU zijn bevroren, worden vrijgegeven.

De rebellen hebben onder meer geldgebrek omdat ze maar minimale vooruitgang boeken tegen het regeringsleger. Woensdag werden ze zo’n 100 kilometer ten zuiden van de hoofdstad Tripoli zelfs even teruggeslagen. De rebellen verloren al-Qawalish, maar heroverden de plaats enkele uren later, aldus het Franse persbureau AFP. De rebellen waren eerder verdreven bij de stad Garyan.

Mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch waarschuwde woensdag dat de Libische rebellen zich tijdens hun opmars naar Tripoli schuldig maken aan plunderingen, brandstichting en mishandeling.

„In vier steden in de Nafusabergen hebben de rebellen ziekenhuizen geplunderd, huizen verbrand en mensen mishandeld van wie ze vermoedden dat ze het regime steunden”, aldus HRW.

Jibril verwierp de beschuldigingen en wilde in Brussel alleen erkennen dat er „een paar incidenten” zijn geweest in de eerste twee weken van de opstand, in februari.