Opinie

Werkdruk Kamerleden vraagt eerder om uitbreiding parlement

Het is zeer de vraag of de voorgenomen verkleining van de Eerste en de Tweede Kamer ooit werkelijkheid zal worden, betoogt drs. F. A. J. Th. Kalberg.

12 July 2011 07:57Gewijzigd op 14 November 2020 15:47
„Bij de grondwetsherziening van 1983 achtte de regering een vermindering van het aantal Kamerleden irreëel.” Foto  RD, Henk Visscher
„Bij de grondwetsherziening van 1983 achtte de regering een vermindering van het aantal Kamerleden irreëel.” Foto RD, Henk Visscher

In zijn vergadering van vrijdag (RD 9-7) besprak de ministerraad een voorstel van de minister van Binnenlandse Zaken, mr. P. J. Donner. Het voorstel moet ertoe leiden dat het ledental van de Eerste Kamer wordt teruggebracht van 75 naar 50 en het ledental van de Tweede Kamer van 150 naar 100.

Bij de grondwetsherziening van 1956 werd het aantal leden van de Tweede Kamer uitgebreid van 100 tot 150 en dat van de Eerste Kamer van 50 tot 75. De belangrijkste gronden van deze uitbreiding waren: De toenemende mate waarin de leden van de beide takken van de volksvertegenwoordiging met werkzaamheden in internationale parlementaire organen werden belast, de toeneming van werkzaamheden op binnenlands terrein en de verhouding tussen het aantal leden der Staten-Generaal en de omvang van de bevolking. De laatste grond nam in de discussie geen of een slechts zeer ondergeschikte plaats in.

Bij de grondwetsherziening van 1983 achtte de regering een vermindering van het aantal Kamerleden irreëel. De regering wees er daarbij op dat het Nederlandse parlement in vergelijking met de zusterparlementen in Europa wat de relatie tussen de bevolking en het aantal parlementsleden betreft, klein is te noemen. Gelet op de toegenomen overheidsbemoeienis met het maatschappelijk leven kon volgens de toenmalige regering zeker niet van een te hoog aantal Kamerleden worden gesproken.

Als dit al in 1983 het geval was, geldt dit zeker voor nu, 28 jaar na voormelde grondwetsherziening. Sinds 1983 is ook de Nederlandse bevolking fors in aantal inwoners toegenomen. Op dit moment telt Nederland ongeveer 17 miljoen inwoners.

Vrij recent onderzoek naar de doorstroming van leden van de Tweede Kamer leidt tot de conclusie dat de werkdruk van Kamerleden de laatste jaren groot is geweest. Om dit te ondervangen, zou eerder uitbreiding van het aantal Tweede Kamerleden kunnen worden overwogen.

Motief

Het hoofdmotief van het huidige kabinet om het aantal Eerste en Tweede Kamerleden elk met een derde deel te verminderen, is dat de parlementariërs zich in een kleinere Kamer op hoofdlijnen moeten concentreren. Dit is volgens minister-president Rutte de belangrijkste rechtvaardiging van het voornemen van het kabinet.

Ik teken hierbij aan dat het merendeel van de politieke partijen in ons parlement nog nauwelijks politieke beginselen hanteren, met als gevolg dat men zich in allerlei, veelal minder belangrijke detailkwesties begeeft, die voor de doorsneeburger niet of van weinig belang zijn.

Het is daarbij nog zeer de vraag of de voorgenomen verkleining van het Nederlandse parlement ooit werkelijkheid zal worden. Immers, het merendeel van de huidige oppositiepartijen is tegen het door het kabinet beoogde voorstel. Bovendien heeft het kabinet in de Eerste Kamer geen parlementaire meerderheid. Het ligt ook niet voor de hand, zo vermoed ik, dat mr. Holdijk (SGP) in de Eerste Kamer het onderhavige voorstel aan een parlementaire meerderheid zal helpen.

Aangezien er voor de verwezenlijking van de verkleining van de Kamers der Staten-Generaal een grondwetsherziening vereist is, zal het wetsvoorstel na verkiezingen in tweede lezing een tweederdemeerderheid moeten halen. Het is nog maar de vraag of het na de verkiezingen optredende kabinet bereid zal zijn tot het doen van een daartoe strekkend voorstel aan de beide Kamers.

Verder wijs ik erop dat ten gevolge van de beoogde verkleining van ons parlement de kiesdeler in belangrijke mate zal worden verhoogd. Dit is uiteraard ongunstig voor de kleine partijen. Dit geldt het sterkst bij de verkiezingen voor de Senaat.

Als er onverhoopt tot verlaging van het aantal Tweede en Eerste Kamerleden wordt overgegaan, is het wel gewenst dat het systeem voor de berekening en de verdeling van de restzetels op zo’n manier wordt gewijzigd dat het vigerende systeem van de grootste gemiddelden wordt vervangen door het systeem van de grootste rest. Dit zou een tegemoetkoming zijn aan de kleine politieke partijen. Bovendien leidt dit tot een evenwichtiger samenstelling van de beide Kamers der Staten-Generaal.

De auteur is deskundige op het gebied van het staatsrecht.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer