Cockpitautomatisering brengt risico’s mee
Aan de rij Engelstalige boeken over vliegrampen is met ”Crash. Vliegtuigongelukken en hoe u ze overleeft” een Nederlands boek toegevoegd.
Het accent in ”Crash” ligt op ongevallen in Nederland zoals de Bijlmerramp (Amsterdam, 1992, 43 doden), de Herculesramp (Eindhoven, 1996, 41 doden) en de Dakotaramp (Waddenzee, 1996, 32 doden). Ook zijn ongevallen beschreven met toestellen in het buitenland waarin veel Nederlanders zaten, zoals de Faroramp (Portugal, 1992, 56 doden) en het ongeval in het Libische Tripoli in 2010, waarbij 103 mensen omkwamen.
De meeste hoofdstukken zijn eerder door de auteur als artikel gepubliceerd in weekblad Elsevier. Hij geeft aan de verleiding te hebben weerstaan om op allerlei plaatsten een update te geven van recente ontwikkelingen. Dat is echter een gemiste kans, want daarmee wordt de lezer een completer beeld van de onderzoeksbevindingen onthouden. Storend is dat er in het voorwoord van het boek van enkele vliegrampen een onjuist dodental is vermeld.
Uit de oude artikelen blijkt overigens dat er indertijd diep in de materie is gedoken, in het bijzonder bij de Herculesramp. Dit vliegongeval krijgt in het boek veel aandacht. Drie maanden na de ramp onthulde de auteur waardoor het Herculesvliegtuig verongelukte, dat gevlogen werd door een Belgische bemanning. „Het neerstorten is niet te wijten aan vogels zoals werd beweerd, maar aan domme fouten van de onervaren bemanning. De Belgische luchtmacht heeft de blunders in de cockpit buiten het officiële onderzoeksverslag gehouden. De Nederlandse luchtmacht heeft hiermee ingestemd.” Aan de hand van technische gegevens uit het onderzoeksrapport kwamen luchtvaartdeskundigen tot de conclusie dat niet de vogels die in de buurt vlogen, maar de piloten de Hercules onbestuurbaar maakten. Zij hadden, laag boven de grond en met lage snelheid, geen doorstart mogen maken en zij hebben de verkeerde motor uitgeschakeld.
Soms worden onderzoeken gefrustreerd door het land dat daarbij de leiding heeft. Bijvoorbeeld door deskundigen van een ander betrokken land enige tijd de toegang tot de ongevalsplek te ontzeggen. Verontrustender zijn de situaties dat onderzoekscommissies van verschillende landen het regelmatig met elkaar oneens zijn over de oorzaak van vliegrampen. Dat was het geval bij de ramp met een vliegtuig van Martinair tijdens de landing in Faro. Volgens de Portugese commissie hebben de vliegers tijdens de nadering van het toestel in ruw weer fouten gemaakt, terwijl het Nederlandse onderzoeksteam de oorzaak bij een valwind tijdens de landing legde.
Uit veel ongevalsonderzoeken blijkt dat de piloten fouten maakten, maar ook dat de geroemde automatiseringen in de cockpit ernstige risico’s veroorzaakten die alleen door vliegersvakmanschap hersteld konden worden. Vliegen zonder piloten is al geruime tijd mogelijk, maar zal in de burgerluchtvaart dan ook waarschijnlijk nooit geaccepteerd worden.
In het afsluitende hoofdstuk ”Tien manieren om een vliegtuigcrash te overleven” schrijft de auteur op een afstandelijke manier over de dood en komt hij met enkele ”tips” die in theorie mogelijk gelden, maar praktisch niet uitvoerbaar zijn. Zoals achterstevoren in een vliegtuig gaan zitten en een zuurstofmasker kopen. De eerste situatie, inderdaad veiliger, is alleen weggelegd voor leden van het cabinepersoneel. En een zuurstofmasker aan boord meenemen, is makkelijker gezegd dan gedaan.
Boekgegevens
“Crash. Vliegtuigongelukken en hoe u ze overleeft”, door Eric Vrijsen; uitg. Elsevier Boeken, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 6882 984 6; 271 blz.; € 14,95.