Commentaar: Het stadion van Twente en de toren van Siloam
”Wer trägt Schuld?” Wie is de schuldige? Gisteren stond bij het stadion van FC Twente een eenzame demonstrant die een bord droeg waarop deze tekst stond. De foto ging onder meer via de website van deze krant de wereld over.
De ingestorte overkapping is een drama voor de nabestaanden van de dode en voor de al dan niet ernstig gewonden die te betreuren zijn. Als onverwacht iemand die ons lief en dierbaar is, niet meer thuiskomt, dan grijpt dat heel diep in. De wonden kunnen op termijn wel dichtgroeien, maar het litteken blijft altijd zichtbaar en onder bepaalde omstandigheden zal de wond blijven trekken.
De reformator Luther heeft eens gezegd dat mensen er goed aan doen om elke dag vijf minuten aan hun dood te denken. Sterven betekent immers God ontmoeten en verantwoording afleggen van daden, woorden en gedachten. Wie dat werkelijk tot zich laat doordringen en maar enig besef heeft van zijn tekortkomingen, zal de zon niet onder laten gaan om de Heere vergeving te vragen in de Naam van Zijn Zoon.
Ondertussen blijft de vraag wie de schuldige is van het ingestorte dak. Is de berekening van de constructeur ondeugdelijk geweest? Heeft de aannemer fouten gemaakt bij de uitvoering van de werkzaamheden. Zijn bouwvakkers onzorgvuldig geweest bij de bouw van de constructie? Deze en andere vragen zullen de komende periode om aandacht vragen. Ongetwijfeld zal een commissie van deskundigen zich gaan buigen over deze en andere vragen. Dan is tegelijk duidelijk wie op moet draaien voor de schade.
De vraag wie de schuldige is, heeft voor christenen die willen leven bij de Bijbel, nog een diepere dimensie. Er is immers een relatie tussen zonde en straf. En dan zou zomaar de conclusie kunnen luiden dat het ingestorte dak een straf is voor de voetbalverdwazing in onze samenleving.
Het hoeft geen betoog dat christenen voetbalverdwazing afwijzen. Tegen voetbal als ontspannend spel hoeft op zich geen bezwaar te bestaan. Maar waar voetbalstadions door fans „tempels” worden genoemd en de spelers „godenzonen”, daar is de aanbidding aan het verkeerde adres gericht en dan hebben we te maken met een af-god. Maar ook hier past het om niet alleen te wijzen naar anderen, immers hoeveel af-goden zijn er niet in ieders leven?
De Heere Jezus heeft ons duidelijk gemaakt dat we niet zó over zonde straf mogen denken. In de tijd dat de Heere Jezus op aarde wandelde was er in Jeruzalem onverwacht de toren van Siloam ingestort. Daarbij waren achttien doden te betreuren. In Jezus’ dagen waren er mensen die dachten dat deze achttien wel grotere zondaars zouden zijn dan hun stadsgenoten. Immers waarom was die toren dan op hen gevallen?
Jezus haalt een streep door die gedachte. Hij zegt in Lukas 13 dat deze achttien geen grotere schuldenaars zijn boven de andere inwoners van Jeruzalem.
En dan spreekt Jezus de zeer indringende woorden: „Neen, zij, maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen insgelijks vergaan.”
We staan allen schuldig.