Economie

Studiekosten tolheffing bij einde dienstverband

Ontslag. Het einde van een arbeidsrelatie. Daarna: een periode van onzekerheid, inkomensverlies, solliciteren, wachten. Het is begrijpelijk dat een werknemer wordt beschermd tegen ontslag.

Wijnand Zondag
7 July 2011 11:51Gewijzigd op 14 November 2020 15:43
Foto ANP
Foto ANP

Om een werknemer optimaal te laten functioneren, moet steeds in hem worden geïnvesteerd, onder meer in het volgen van scholing. Als een werkgever deze opleidings­kosten voor zijn rekening heeft genomen, wil hij er ook van profiteren. Hij wordt niet vrolijk bij de gedachte dat de werknemer na het behalen van het begeerde diploma of certificaat naar een andere werkgever vertrekt. Om deze reden wordt een studieovereenkomst gesloten, waarbij de werknemer zich verplicht bij het einde van het dienst­verband voor de afloop van een bepaalde termijn, de werkgever een vergoeding te betalen.

Het studiekostenbeding kent geen specifieke wettelijke regeling. De praktijk moet het doen met in de rechtspraak ontwikkelde criteria. Drie zaken zijn in dit verband van belang. In de eerste plaats moet een studiekostenbeding een zogenoemde afschrijvingstermijn kennen. De werkgever moet een termijn bepalen waarin op de opleidings­kosten wordt afgeschreven en na een bepaalde periode dient de restschuld op nihil te worden gesteld.

Simpel voorbeeld: als een opleiding in vier jaar tijd wordt afgeschreven, is de studieschuld die de werknemer bij voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet terugbetalen in het eerste jaar 100 procent, in het tweede jaar 75, in het derde jaar 50 en in het vierde jaar 25 procent. Ontbreekt zo’n afschrijvings­periode in het beding, dan behoeft de werknemer in het geheel geen opleidings­kosten terug te betalen.

Opvallend is wel dat het Haagse hof dit jaar heeft geoordeeld dat een afschrijvingstermijn alleen aan een studiekostenbeding wordt gesteld ingeval het tijdens de opleiding verschuldigde loon wordt teruggevorderd. Heeft het studiekostenbeding betrekking op andere kosten, namelijk les-, boeken- en examengeld, dan behoeft er volgens het hof geen afschrijvingsperiode in acht te worden genomen. Het is nog maar de vraag of deze visie van het hof juist is. Andere rechters zijn het Haagse hof hierin nog niet gevolgd. Het wachten is op de Hoge Raad. Zolang deze duidelijkheid er niet is, adviseer ik werkgevers om in elk studiekostenbeding een afschrijvingstermijn te hanteren.

In de rechtspraak zijn voorts nog enkele randvoorwaarden geformuleerd. Zo moet de terugbetalingsregeling duidelijk aan de werknemer zijn uiteengezet. Ten slotte kan een werkgever in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelen als hij de werknemer aan de terugbetalingsregeling houdt, terwijl hij zelf het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft genomen. Dat laatste wordt in de rechtspraak ruim geïnterpreteerd. Zo besliste de rechter dat wanneer een werknemer niet in staat wordt gesteld om aan de gestelde voorwaarden van het studiekostenbeding te voldoen, redelijkheid en billijkheid zich verzetten tegen terugbetaling van studiekosten.

De lagere rechtspraak laat een casuïstisch beeld zien waarin redelijkheid en billijkheid een succesvol beroep op het studiekostenbeding in de weg stonden. Het gaat dan om gevallen waarbij de werknemer er terecht op mocht vertrouwen dat de werkgever geen beroep zou doen op het studiekosten­beding, de opleiding een verplicht karakter had en het een –niet-verlengde– arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft. In die gevallen kan het de werknemer niet worden aangerekend dat de arbeidsovereenkomst tot een einde komt en wordt een verplichting tot terugbetaling van studie­kosten als onbillijk ervaren.

De auteur is hoogleraar arbeidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dit is het eerste artikel in een achtdelige serie over ontslagrecht.

Meer over
Sociale Zaken

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer