Sharia zet vrouwen consequent op achterstand
Moslimvrouwen. Ze zijn met 750 miljoen. En ze zullen bepalend zijn voor de toekomst van de islamitische wereld. Tenminste, als ze de gelegenheid krijgen om hun latente machtspositie daadwerkelijk te verzilveren. Maar of dat lukt, blijft voorlopig een spannende vraag.
Je moet van goeden huize komen om een Luther te kunnen zijn in de wereld van de islam. Een breed aanvaarde overtuiging is dat sinds pakweg de elfde eeuw de meeste islamitische teksten wel zijn geïnterpreteerd: er valt niets nieuws meer aan toe te voegen. Het tijdperk van ijtihad of onafhankelijke interpretatie is allang afgelopen.
Als je, als potentiële islamitische hervormer, ook nog een van de 750 miljoen vrouwen bent, heb je dubbel pech. Je moet dan niet alleen vechten tegen een onaantastbare interpretatie van Koran en traditie, maar je begint ook met een forse achterstand. Want juist de interpretatie waartegen je vecht, heeft bepaald dat er een fundamentele rechtsongelijkheid bestaat tussen mannen en vrouwen. Zie dan je gelijk nog maar eens te halen.
Nu zijn bovenstaande alinea’s wel wat massief verwoord. Ze suggereren dat de islam één monolithisch machtsblok is waar niet meer zelfstandig wordt nagedacht. Als boeken over vrouwen in de islamitische wereld –met het boek ”Baas in eigen boerka” van Volkskrantjournalist Rob Vreeken voorop– één ding leren, is het echter wel dat de islam een ongelooflijke diversiteit kent. Senegal is geen Saudi-Arabië; Indonesië is geen Iran en Jemen is geen Jordanië.
Wat kun je dan nog wel over een zo veelomvattend thema als de vrouw in de islamitische wereld zeggen? Nou, dit bijvoorbeeld: dat vrouwen in al die ongelooflijk verschillende landen heel weinig te zeggen hebben op machtsposities. Ze genieten in het ene land (Indonesië bijvoorbeeld) veel meer vrijheid dan in het andere (zoals Saudi-Arabië), maar sleutelposities bezitten ze in de meeste gevallen niet.
Dat beeld wordt bevestigd in twee zeer leesbare boeken van vrouwelijke journalisten die hun hart verloren aan een islamitisch land. De één is de Nederlandse Judit Neurink, die al drie jaar in Irak woont om daar journalisten te trainen. De ander is de Amerikaanse Jennifer Steil, die naar Jemen vertrok om daar precies hetzelfde te doen. Maar leuk is het niet bepaald om als vrouw tegen muren van vooroordeel en traditie te moeten opboksen. Argumenten tellen niet in discussies, noteert Steil somber na de zoveelste aanvaring met haar mannelijke directeur. Wat de man zegt, geeft hoe dan ook de doorslag.
Ook Neurink loopt daar herhaaldelijk tegenaan in het Koerdische Noord-Irak waar ze woont. En als je dan ook nog een alleenstaande vrouw bent, zoals zowel voor Neurink als voor Steil geldt, heb je wel heel veel doorzettingsvermogen nodig om iets waar te maken van je droom om een onafhankelijke journalistiek in het land te creëren.
Een onderliggende vraag van deze boeken is: Hoe komt het eigenlijk dat deze landen zo weinig plaats bieden aan vrouwen? Is dat fenomeen onlosmakelijk met de islam verbonden?
Volkskrantjournalist Vreeken gelooft dat niet. Althans, hij gaat er niet van uit dat de ontwikkeling van vrouwen in de islamitische wereld in de eerste plaats door hun godsdienst wordt bepaald. En inderdaad zijn er tal van sociaaleconomische factoren aan te wijzen waarvan het belang moeilijk onderschat kan worden, zoals het onderwijsniveau en allerlei culturele invloeden.
Dat is ook de les die uit het inzichtgevende boek ”De goede dochter” van Jasmin Darznik getrokken kan worden. Zij schreef een boek over drie generaties Iraanse vrouwen die voortdurend moeten opboksen tegen vernederingen en zelfs grof geweld in een door mannen gedomineerde samenleving. Echter: niet de Koran, maar de cultuur is de oorzaak van de belabberde positie van veel Iraanse vrouwen zoals Darzniks moeder en oma, is een van de conclusies die een lezer uit haar boek kan trekken. De onderdrukkende mannen in het boek zijn helemaal geen strenge moslims – integendeel zelfs.
En toch wordt de islam door deze mannen soms dankbaar gebruikt, bijvoorbeeld om op eenvoudige wijze te kunnen scheiden. Het driemaal uitspreken van een formule is daarvoor genoeg – voor de man, welteverstaan. Of de islam wordt gebruikt om huiselijk geweld te legitimeren. Of om als mishandelde vrouw maar te berusten in je door Allah toegeschikte lot.
Zoals die keer dat Darzniks oma, Kobra, ’s nachts zwaar mishandeld wordt door haar man. Als ze de volgende ochtend wakker wordt, ontdekt ze dat het vlees van haar neus in elkaar is gezakt en midden over haar gezicht ligt. De plaatselijke osteopaat kan weinig meer voor haar doen dan de verbrijzelde botjes uit haar gezicht snijden en haar neus met gaas verbinden om het bloeden te stelpen. Het kille commentaar van Kobra’s tante is dat Allahs wegen ondoorgrondelijk zijn. „Het is haar gesmat, haar lot.”
Kortom, hoewel dit nauwelijks expliciet wordt gemaakt, is de islamitische context van de waar gebeurde horrorverhalen die Darznik over haar moeder en grootmoeder schrijft onmogelijk weg te denken. Islam, cultuur, traditie: ze vormen in het leven van alledag voor miljoenen islamitische vrouwen één grote, onontwarbare kluwen.
In dat licht blijft de vraag hangen of Rob Vreeken in ”Baas in eigen boerka” de rol van de islam binnen dat complexe geheel niet onderwaardeert. Want de ongelijkheid tussen man en vrouw is niet alleen iets cultureels. Die ongelijkheid zit ingebakken in het fundament van het islamitische wetssysteem, zoals Vreeken ook zelf terecht signaleert.
Daardoor kunnen er in een islamitisch land onder een verlicht heerser best verbeteringen voor vrouwen worden doorgevoerd, maar dat zijn altijd verbeteringen aan de oppervlakte. De onderliggende pijlers van de sharia veranderen niet, terwijl nu juist die –op zichzelf veelvormige– sharia de belangrijkste bron is van de familiewetten in bijna alle islamitische landen. Dat is zelfs zo wanneer de islamitische wet verder nauwelijks een rol van betekenis speelt.
Marokko is daarvan een goed voorbeeld. De invloed van de sharia in de Marokkaanse wet is echt niet zo groot, behalve op het punt van de familiewetgeving. Want daarover wordt nu eenmaal veel gezegd in de Koran en de islamitische traditie. Dus toen koning Mohammed VI –die, vergeleken met zijn vader, toch echt een verlicht heerser is– in 2004 de familiewetten ingrijpend hervormde ten faveure van de positie van vrouwen, moest hij toch het fundament intact laten. Polygamie werd bijvoorbeeld moeilijker gemaakt, maar verboden werd zij niet – dat kón ook niet, omdat de rechtsongelijkheid van man en vrouw in het systeem van de sharia verankerd zit.
Als dit probleem in Marokko al geldt, dat toch graag het vooruitstrevendste jongetje van de Arabische klas wil zijn, dan geldt dat eens te meer in de meeste andere islamitische landen. In het Afghanistan van na de taliban bijvoorbeeld, waar de regering-Karzai in 2009 een ontwerpfamiliewet presenteerde die –natuurlijk– op de sharia was geënt. Artikel 132 lid 4 van die wet bepaalde dat het de plicht van de vrouw is „zich te onderwerpen aan de behoeft van haar echtgenoot aan seksueel genoegen.” Vertaald in de woorden van vrouwenactivisten in Kabul: verkrachting in het huwelijk wordt toegestaan. Die constatering leverde twee jaar geleden een wereldwijde rel op. De wetstekst werd daarop afgezwakt, maar niet wezenlijk veranderd.
Wil er dus een fundamentele verbetering van vrouwenrechten tot stand komen, dan moet er veel méér gebeuren dan het doorvoeren van een paar cosmetische ingrepen. Dan moeten bepaalde grondslagen van de sharia veranderen. En die kunnen alleen maar veranderen wanneer de hadith –de overlevering van de profeet Mohammed– en de Koran anders worden geïnterpreteerd. En dat kan alleen maar als de poorten van ijtihad, de onafhankelijke interpretatie, weer worden geopend – maar ja, die zitten globaal gesproken al sinds de elfde eeuw tamelijk stevig in het slot.
Is daarmee gezegd dat vrouwenrechten en de islam per definitie nooit samen zullen gaan? Nee, dat niet. In theorie is het best mogelijk dat er een nieuwe periode komt waarin de ijtihad weer volop wordt beoefend; ook binnen de islamitische wereld zelf is er een veelheid aan stemmen die daar vandaag de dag sterk op aandringt. Maar als zo’n proces er al komt, is dat niet iets wat morgen klaar is.
Moslimfeministes die hun agenda dus met alle geweld willen doorzetten, doen dat in de praktijk maar zelden uit naam van de islam. De islamitische wetten lenen zich daar –althans, in de huidige praktijk– simpelweg niet voor, zo ontmaskert Vreeken in zijn boek.
Want wat blijft er nog van de shariabepalingen over als het aan de islamitische vrouwenactivisten ligt? Géén polygamie, terwijl die praktijk is gebaseerd op de Koran. Géén eenvoudige regeling voor de man om te scheiden. Géén plicht voor de vrouw om gehoorzaam te zijn. Géén automatische voogdij voor de vader na een scheiding. Géén kindhuwelijken, hoewel dit alles uit de islamitische traditie naar voren komt. Wat de moslimstrijdsters voor vrouwenrechten overhouden, zijn kernwaarden als rechtvaardigheid, gelijkheid en menselijkheid – prachtige waarden, maar niet direct speciaal islamitisch.
Veelzeggend is het commentaar dat een van de zegsvrouwen in het boek van Vreeken geeft wanneer ze geconfronteerd wordt met deze paradox van het islamitisch feminisme. Na lang nadenken zegt ze: „Schrijf dat maar niet op.” Maar ja. Ook als het niet wordt opgeschreven, wordt het probleem van de botsing tussen islam en achtergestelde vrouwen er niet kleiner door. Misschien zelfs wel groter.
Boekgegevens
“Baas in eigen boerka. Van Koran tot girlpower”, door Rob Vreeken; uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 290 8659 2; 317 blz.; € 18,95;
“De goede dochter. Drie generaties Iraanse vrouwen vechten voor vrijheid”, door Jasmin Darznik; uitg. Artemis & Co, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 472 01717; 318 blz.; € 19,95;
“De vrouw die uit de lucht viel. Een Amerikaanse journaliste in Jemen”, door Jennifer Steil; uitg. A. W. Bruna, Utrecht, 2010; ISBN 978 90 229 9527 3; 320 blz.; € 18,95;
“Mijn Iraakse familie. Vrouw in een verloren land”, Judit Neurink; uitg. De Geus, Breda, 2011; ISBN 978 90 445 1751 4; 285 blz.; € 18,90.