De gemeenste juf van de wereld
Titel:
”Vals”
Auteur: Carry Slee, ill. Philip Hopman
Uitgeverij: Prometheus, Amsterdam, 2003
ISBN 90 6494 083 5
Pagina’s: 222
Prijs: € 15,95; vanaf 8 jaar;”Meester Guppenstein”
Auteur: Marion van de Coolwijk, ill. Pia Dirks
Uitgeverij: De Fontein, Baarn, 2003
ISBN 90 261 1872 4
Pagina’s: 109
Prijs: € 12,50; vanaf 10 jaar;”De leukste jongen van de school”; door Sjoerd Kuyper
Uitgeverij: Leopold, Amsterdam, 2003 (derde druk)
ISBN 90 258 3760 3
Pagina’s: 112
Prijs: € 13,50; vanaf 10 jaar. Schoolgaande kinderen hebben dag in dag uit te maken met hun juf of hun meester. Doorgaans is dat best een goede ervaring, waar ze later met plezier op terug zullen zien. Een enkele keer is het in de werkelijkheid wel eens anders. Maar in de fantasie van het verhaal biedt dat gegeven heel wat mogelijkheden.
Neem bijvoorbeeld Kai en zijn afschuwelijke invalsjuf uit ”Vals” van Carry Slee. Het mens luistert naar de lieftallige naam van Suikertoetje, maar lieftallig, laat staan lief, is ze bepaald niet. Ze ziet het als haar roeping de kinderen uit haar klas de grond in te boren en angst aan te jagen. „Hartelijk welkom allemaal, stelletje misselijkmakende schepsels”, zo begint ze haar dagopening. „Ik hoop dat deze dag weer een grote nachtmerrie voor jullie wordt. Dat onze Paultje vannacht weer gillend wakker mag schrikken door wat hij hier vandaag beleeft… En dat ik Kai, dat walgelijke mispunt met zijn leugens, zo gemeen mag behandelen dat hij van ellende een besmettelijke ziekte krijgt. En dat daardoor niemand meer met hem wil omgaan, omdat iedereen bang is dat ie wordt aangestoken…”
Geen wonder dat Kai een heel gemeen verhaal over zijn juf schrijft en haar daarin door een griezelig monster laat verslinden. ’s Nachts droomt hij dat zijn monster bij hem aan het bed komt zitten en belooft dat het de gemene juf zal gaan opeten, mits Kai vertelt op welke school ze werkt. Maar dat kan de jongen toch niet over zijn hart verkrijgen. Echter, het is geen droom, maar werkelijkheid, zo blijkt de volgende morgen als hij zijn verhaal nog eens doorleest.
„Toen hij de blaadjes pakte, verstijfde hij. Zijn verhaal was helemaal veranderd! Overal waar het monster in de tekst voorkwam waren lege plekken. De zinnen waren verdwenen. Het was geen nachtmerrie geweest dat het monster uit zijn verhaal was gestapt, het was echt!”
Dat dit gebeurd was, zo vertelt de schrijfster achter Kai’s rug om, was de schuld van de ”verhalenaanblazer”, die „het monster handenwrijvend nakeek en daarna tegen de huizen omhoog liep zoals alleen een verhalenaanblazer dat kan.”
Zo ontspint zich een strijd tussen het monster dat hevig verlangt naar een hapje gemene juf en hardnekkig naar haar op zoek gaat; Kai die de eetpartij koste wat het kost wil voorkomen; de verhalenaanblazer die op den duur spijt krijgt van wat hij heeft gedaan; en ten slotte juf Suikertoetje zelf, die in het monster een verrassende nieuwe mogelijkheid ziet de kinderen de stuipen op het lijf te jagen, niet beseffend dat al die opwinding alleen maar om haar draait.
Het hele stadje, zelfs het hele land, is op den duur in de ban van ”het monster”. Op het laatst denkt vrijwel iedereen dat hij of zij uit een verhaal is weggelopen en gedraagt zich daarnaar. „Op het schoolplein stonden geen gewone ouders meer op hun kleuters te wachten, maar dwergen en tovenaars en feeën. De kinderen waren de enigen die niet verkleed rondliepen.” Maar ze vergissen zich. De enigen die echt uit een verhaal zijn weggelopen, zijn het monster en… juf Suikertoetje. En dat is de clou, die ik dus niet had mogen verraden. Maar ook als je het weet, is het boek kostelijk vanwege de gekke humor en de verrassende wendingen. Maar met het verhoorde ’gebed’ van meester Kees, het hoofd van Kai’s school, zullen christelijke lezers op z’n zachtst gezegd niet zo gelukkig zijn.
Limousinemeester
In ”Meester Guppenstein” van Marion van de Coolwijk gaat het ook om een invalleerkracht. Meester Frans heeft ouderschapsverlof en groep zeven is nu opgescheept met een nieuwe leraar, die zich meester Guppenstein noemt en die de kinderen van de ene verbazing in de andere doet vallen. Elke dag wordt hij afgeleverd door een limousine met chauffeur, hij is heel deftig gekleed en spreekt de kinderen ook heel deftig toe. „Ik hoop uw namen morgen te weten… Pak nu uw rekenboek maar.”
De meisjes mógen hem wel, ondanks zijn merkwaardig gedrag: „Streng en toch een schatje.” Maar bij de jongens valt hij minder in de smaak. Vooral Niek zit barstensvol wantrouwen en als hij bij toeval een telefoongesprek van de nieuwe meester afluistert („Zeg maar tegen die Frans dat hij moet zwijgen”) concludeert Niek nogal voorbarig dat meester Frans is ontvoerd door die rare Guppenstein.
Hij alarmeert en mobiliseert de klas, en met z’n allen gaan ze op onderzoek uit. Ze raadplegen internet, een van hen gaat op zijn motor achter de limousine aan, maar wordt aangehouden door een agent; ze houden de wacht bij een hotel waar meester Guppenstein een afspraak heet te hebben, maar Niek ziet daar tot zijn verbazing de minister-president en de kroonprins. Van de meester echter geen spoor.
Wat het merkwaardigst is, de meester schijnt in de gaten te hebben dat de kinderen hem bespioneren. „Zolang u op mij let, zei hij zacht, let ik op u. Zijn ogen keken Niek dwingend aan. Niek voelde een koude rilling over zijn rug lopen. Hoe wist Guppenstein dat er op hem gelet werd?”
Niek blijft het gedrag van de meester vreemd vinden, en gaat gewoon door met detective spelen. Ook tijdens het schoolkamp dat meester Guppenstein voor de klas heeft georganiseerd.
Dan komt echter de aap uit de mouw en ervaart Niek (met de anderen) tot zijn schande dat meester Guppenstein bepaald geen misdadiger is.
Marion van de Coolwijk heeft, zo deelt ze in een voorwoordje mee, het boek geschreven „met hulp van de meester en de kinderen van groep 7 (schooljaar 2001/2002) van de St. Odulfusschool te Helmond.” En dan volgen alle namen van de leerlingen, die ook in het boek voorkomen. Het maakt het verhaal nóg geheimzinniger en aantrekkelijker.
Fusieperikelen
Ook in ”De leukste jongen van de school” van Sjoerd Kuyper moeten de kinderen zich eigenlijk nergens mee bemoeien. Maar het bemoeizuchtige kind is toevallig wel Sam, het dochtertje van de nieuwe directeur van dorpsschool De Boschrand. Die school stelt trouwens niet zo veel voor, en Sam vraagt zich af waarom haar vader zo nodig stante pede moest verhuizen naar dit kleine dorp aan de kust. Er is immers sprake van fuseren met een andere school, omdat dit schooltje te klein is. „Maar het is eigenlijk niets voor kinderen”, zegt meester Gentenaar. Daar zijn Sam en haar nieuwe vriendje Kimmel het bepaald niet mee eens. „Als we het aan onze ouders overlaten, wordt het niks”, zei Kimmel. „Dan is de school over een jaar dicht.”
Kimmel is „de leukste jongen van de school”, vindt Sam, en elke dag trekken ze met elkaar op: ze draaien samen cd’tjes en zitten in hetzelfde voetbalelftal, waarbij Sam zich een enorme uitblinkster betoont. En ze praten veel over de problemen van de school, waar ze zich dus niet mee mogen bemoeien. Wel dus! Daarom breken ze in in de school om de brief van de wethouder te vinden, waar alles over de fusie en het opheffen van De Boschrand in moet staan. Natuurlijk loopt dat mis, maar pa de directeur wordt wél eindelijk wakker. Dankzij z’n vrouw. „Waarom denk je”, zegt ze, „dat die kinderen hebben geprobeerd in te breken? Omdat het alles met de kinderen te maken heeft. Alles. Uiteindelijk gáát het toch om de kinderen?”
Tot verdriet van Sams vader loopt het uiteindelijk niet goed af met zijn ’nieuwe’ school. Sam heeft daar vrede mee, want er staan zo veel andere, leuke dingen tegenover. Kimmel bijvoorbeeld.
Titel: ”De leukste jongen van de school” is een boek vol humor, speels verwoorde eigentijdse problemen, een vlotte dialoog en een kostelijk beeldend taalgebruik („door de blauwe lucht dreven witte wolken, als op een kindertekening”; „hij probeerde bezorgd te kijken, maar in z’n ogen lag een schaterlach op de loer”). Jammer alleen van die enkele bastaardvloeken, die echt wel vermeden hadden kunnen worden.
Titel: