Cultuur & boeken

Karl Barth: Religie is ongeloof

tekst dr. ir. J. van der Graaf
beeld Karl Barth-Archiv Basel

Dr. ir. J. van der Graaf
1 July 2011 16:45Gewijzigd op 14 November 2020 15:39
Karl Barth. Foto Karl Barh-archief Wenen
Karl Barth. Foto Karl Barh-archief Wenen

Het wordt aangekondigd als een van de belangrijkste theologische teksten van de twintigste eeuw: ”Religie is ongeloof” van de Zwitserse theoloog Karl Barth. Uitgeverij Boom bracht dit geschrift uit 1938 opnieuw uit.

Is er sprake van een Barth­revival? Het laatste nummer van het theologische tijdschrift Theologia Reformata was geheel aan Karl Barth gewijd. ”Liever den grooten rijk begaafden denker van Genève”, kopt een artikel waarin dr. C. M. van Driel de ontvangst van Barth in hervormd-gereformeerde en christelijke gereformeerde kring in de vooroorlogse jaren beschrijft. Maar voor velen is Barth (1886-1968) de ‘kerkvader’ van de twintigste eeuw.

”Religie is ongeloof”. Onder deze titel is de ”religieparagraaf” uit de ”Prolegomena” van Barths ”Kirchliche Dogmatik” (1938) opnieuw uitgegeven, in vertaling van de remonstrantse theoloog Eginhard Meijering. Het boek wordt aangekondigd als een van de belangrijkste theologische teksten van de twintigste eeuw, waarbij wordt aangetekend dat deze in de loop der jaren is „beschimpt, bejubeld en misverstaan.”

In een nawoord zegt Meijering dat sinds de jaren dertig de situatie zeker in Nederland volkomen is veranderd. Maar ondanks de getalsmatige afkalving zijn de christenen nog even verdeeld als driekwart eeuw geleden. De scheidslijnen lopen echter anders dan toen. De vraag naar het godsbestaan wordt vandaag ontkennend beantwoord. Die vraag, stelt Barth, zou niet centraal mogen staan in de christelijke godsdienst.

De kern van dit document is dat er een beslissend onderscheid is tussen geloof en religie. Er is wel samenhang tussen religie en geloof, maar dan gaat het om ”ware religie”, die niet is gebaseerd op menselijke instituties of concepten. Het mag bij voorbaat duidelijk zijn dat in onze tijd, waarin religie in is en alles wat zich in de menselijke ervaring voordoet religieus wordt geduid, dit geschrift niet in het luchtledige landt.

Men zal de waarheid van de christelijke religie „niet strikt genoeg in relatie kunnen brengen tot de genade van de openbaring”, zegt Barth. „We zullen nog in het bijzonder moeten accentueren, dat de kerk door genade van genade leeft en juist in zoverre de plaats van de ware religie is.”

Welnu, dan sneuvelt er nogal wat hedendaagse religie. Maar daarom past het ”algemene begrip religie” ook niet bij de kerk. Alleen de openbaring van God mag uitgangspunt zijn. Die openbaring heeft voor Barth een objectief karakter en is eens en voor altijd geschied in Jezus Christus en wordt ”subjectieve werkelijkheid” in de mens door de Heilige Geest. Dat geschiedt in de kerk onder de verkondiging van het Woord en de bediening van de sacramenten.

Dit geschrift van Barth is van dermate hoog niveau dat het slechts echt toegankelijk is voor theologisch ingewijden. Nochtans worden anderen met de inhoud vertrouwd gemaakt doordat de vertaler uitleg geeft en ook expliciet of impliciet tegenstemmen aan het woord laat.

De religiekritiek van Barth keert zich zowel tegen het atheïsme als tegen de mystiek als ”verschijnselen binnen de religies”. In beide gevallen is men van mening dat God niet buiten de wereld en buiten de menselijke geest kan bestaan. Deze kritiek is uiterst actueel!

Barth was een verklaard tegenstander van het nazisme. Hij verwierp hartgrondig de combinatie van het christelijke geloof met de nationaalsocialistische ideologie, en daarmee de ”natuurlijke theologie” van de Duitse christenen. Maar dit viel –zegt Meijering– toch niet samen met verzet tegen het naziregime. Aanvankelijk was zijn houding tegenover dat regime afwachtend. Dat was nieuw voor mij. Pas na 1935 keert hij zich tegen dat regime zelf. „Zijn scherpe neus voor de gevaren van de natuurlijke theologie werd aanvankelijk niet geëvenaard door scherpe ogen voor de politieke gevaren van het nazisme.”

Hier zij overigens opgemerkt, dat „de ene openbaring in Jezus Christus”, die voor Barth wel consequenties heeft voor de politiek –men denke ook aan de Barmer Thesen– onder ”rechtzinnige protestanten” vaak onder kritiek heeft gestaan, waarbij (helaas) ook de Barmer Thesen het moesten ontgelden. Hierover is ook vandaag het laatste woord nog niet gezegd. In de naoorlogse jaren trok men immers uit Barths visie in ons land de consequentie van de Doorbraak!

Een paragraaf in Meijerings nabeschouwing kopt: ”Boven vrijzinnigheid en orthodoxie”. Hij laat in het midden wie zich het meest door Barths kritiek aangesproken mag weten: vrijzinnigen, die de menselijke religie (inderdaad) als uitgangspunt nemen, of de orthodoxen, die menen over God en Zijn openbaring te kunnen beschikken. Zijn religiekritiek raakt het christendom in het algemeen. Als geloof niet méér is dan religie, is religie ongeloof, maar vreemd genoeg wordt dit ongeloof geloof „wanneer God de mensen, en dus ook de christenen, aanspreekt in Jezus Christus als Zijn beslissende openbaring.”

Het is verre van mij alle consequenties van dit geschrift kritisch door te lichten. Maar de kritiek die Barth heeft op religie in het algemeen is in een tijd waarin alles religie heet en ook in de kerk ervaring en emotie boven de openbaring uit soms hoge ogen gooien, behartigenswaardig.

Evenwel ligt in de slotpassage van Meijerings nawoord wat mij betreft impliciet ook gerechtvaardigde kritiek opgesloten. Bij Barth komt de zending namelijk pas helemaal aan het einde van zijn betoog kort aan de orde: „De reden hiervan is ongetwijfeld ook dat hij ervan uitgaat dat Gods openbaring in Jezus Christus hoe dan ook voor alle mensen geldt. Hij heeft dus bepaald geen haast met het winnen van zieltjes. In strategieën tot verbreiding van het christendom heeft hij nooit iets gezien. In deze relativering van het christendom als instituut, in het oordeel dat elke vorm van religie op zichzelf ongeloof is en in zijn pleidooi voor een christendom dat allereerst zelfkritisch, ja religie-kritisch is, ligt de kracht en de actualiteit van Barths denken.”

Ligt hier juist ook niet het aanvechtbare? De meest fundamentele kritiek die op Barth vanuit de orthodoxie is geuit, geldt immers de uitwerking van zijn visie op Gods openbaring in Jezus Christus die alle mensen zou gelden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer