Binnenland

Advocaat: Ik ben niet van de waarheid, maar van de twijfel

Proberen advocaten met allerhande sluwe trucs verdachten uit handen van justitie te houden? Twee strafrechtadvocaten reageren op zes stellingen.

J. Visscher
29 June 2011 11:39Gewijzigd op 14 November 2020 15:37
Foto ANP
Foto ANP

Een advocaat probeert criminelen te allen tijde uit de cel te houden.

Van Oosten: „Een advocaat staat geen criminelen, maar verdachten bij. Het strafproces moet eerlijk verlopen. Daarom heeft een verdachte rechtshulp nodig. Een advocaat zou geen knip voor zijn neus waard zijn als hij daarvoor niet alles uit de kast zou trekken.”

Bouwman: „Dat volksidee is onjuist. Als iemand een strafbaar feit heeft gepleegd, proberen wij zo goed mogelijke rechtshulp te verlenen. Het openbaar ministerie dendert over een verdachte heen. Een advocaat moet controleren of het OM volgens de regels handelt. Was de politie bijvoorbeeld bevoegd om iemands telefoon af te luisteren of zijn auto te doorzoeken?”

Een advocaat kan op zijn klompen aanvoelen dat het honorarium van een drugsverdachte crimineel geld is.

Van Oosten: „Daar zit een spanningsveld. Enerzijds: een burger die geld uit een misdrijf verkregen aanpakt, is strafbaar. Anderzijds: een bakker vraagt toch ook niet aan zijn klant waar diens geld vandaan komt? Een verdachte heeft recht op de advocaat van zijn keuze. De regels schrijven voor dat een advocaat een zeer beperkte hoeveelheid geld, enkele duizenden euro’s, contant mag ontvangen. Al zijn inkomsten moet hij aan de Belastingdienst melden.”

Bouwman: „Een lastig punt. Zwart geld of drugsgeld heeft geen kleur, of er moet net een streepje cocaïne op zijn achtergebleven. Waar komen de bankbiljetten vandaan waarmee een verdachte prostituee je betaalt? Je lost zo’n dilemma niet op. Als er in een strafzaak vrijspraak volgt, betaalt de Staat der Nederlanden de advocatenkosten. Terwijl we in honderden gevallen van vrijspraak sterke vermoedens blijven houden over bijvoorbeeld drugshandel.”

Een advocaat staat willens en wetens toe dat een verdachte liegt over zijn betrokkenheid bij een misdrijf.

Van Oosten: „Een verdachte mag volgens de wet liegen. Liegen is wel gevaarlijk. Als een verdachte op grond van bijvoorbeeld camerabeelden wordt ontmaskerd, werkt zijn leugenachtige verklaring tegen hem en kan die strafverzwarend zijn. Dan snijdt hij zichzelf in de vingers.

Ja, het komt voor dat een verdachte tegen mij zegt dat hij schuldig is, terwijl hij tegenover de rechtbank ontkent en wordt vrijgesproken. Of mij dat in gewetensproblemen brengt? Nee. Wat anders is dat ik het niet leuk vind dat iemand vrijuit gaat, terwijl ik weet dat hij wel degelijk een misdrijf heeft gepleegd en de kans levensgroot is dat hij weer in de fout gaat. Maar iedereen ervaart in zijn werk wel eens zaken die hij niet leuk vindt. Dat hoort erbij.

Daar komt nog bij dat een bekentenis vals kan zijn. Anders dan veel mensen denken, laten verdachten ook tegenover een advocaat niet altijd het achterste van hun tong zien. Ik vraag niet: „Wat heb je gedaan?” Maar: „Waar word je van verdacht?” Ik ben niet van de waarheid, maar van de twijfel. Het is aan de politie om een zaak te bewijzen. Ik zal tegenover een rechter nooit zeggen: „Mijn cliënt is onschuldig.” Ik zeg: „Op basis van het dossier hebt u onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om mijn cliënt te veroordelen.””

Bouwman: „Ik wil als advocaat van een verdachte precies weten wat er is gebeurd. Dan kun je een goede verdedigingsstrategie bepalen en kom je niet voor verrassingen te staan. Ik wijs een cliënt op de mogelijkheden die er zijn, waaronder het niet spreken van de waarheid of zwijgen. Ik moet cliënt op deze mogelijkheid wijzen, dat ben ik verplicht. Als er bijvoorbeeld nauwelijks technisch bewijs is en de kans groot is dat er vrijspraak volgt. Ook al biecht een verdachte het misdrijf tegenover mij op.

Het komt voor dat ik een cliënt adviseer een deel van de waarheid te zeggen of te zwijgen. Ik wijs erop dat je niet hoeft mee te werken aan je eigen veroordeling, maar ook dat een leugenachtige verklaring strafverzwarend kan werken.

Ik houd mogelijkheden voor: Je kunt bekennen, dan draag je de last niet de hele leven met je mee. Maar als je je op je zwijgrecht beroept, of de waarheid niet spreekt, zou je wel eens vrijgesproken kunnen worden. Want er is nauwelijks bewijs. Uiteindelijk beslist de cliënt.

Of ik in gewetensnood kom bij dit soort adviezen omdat de Bijbel gebiedt de waarheid te bevorderen? Nee. Dit zijn nu eenmaal in onze maatschappij de afgesproken regels van het spel. Zo houden we het leefbaar. Een verdachte mag liegen. Als ik als gereformeerd man daar de Bijbel naast ga leggen, kan ik me beter terugtrekken in een amishgemeenschap. In onze maatschappij, die van misdaad aan elkaar hangt, moet een misdrijf wettig en overtuigend worden bewezen. Het is maar goed dat wij zo’n stelsel hebben. Anders krijg je een dictatuur.

Of ik wel goed slaap als ik weet dat een kindermoordenaar vrijuit gaat, terwijl ik weet dat hij wel degelijk schuldig is? Ja, ik slaap altijd uitstekend. Als dat niet zo zou zijn, zou ik een andere tak van sport moeten kiezen. Ik spreek een verdachte niet vrij, dat doet een rechter. Misschien lijd ik ook wel aan beroepsdeformatie, hoor.”

Een advocaat vereenzelvigt zich te snel met zijn cliënt.

Van Oosten: „Daar moet je voor waken. Ik kan amicaal en losjes omgaan met een cliënt, maar ik bén mijn cliënt niet. Ik kan sympathie en mededogen opbrengen voor mensen die vreselijke dingen hebben gedaan. Ik denk aan de 64-jarige Elzelien K., een cliënt die met een bijl haar man en dochter vermoordde. De vrouw was onder invloed van medicijnen. Ze kampte met een zware depressie en het verlies van een ander kind op 18-jarige leeftijd. De vrouw is sterk verminderd toerekeningsvatbaar bevonden en is veroordeeld tot zeven jaar cel. Ze vroeg zich later af hoe ze in vredesnaam tot haar daad kon komen.”

Bouwman: „Je moet afstand houden. Dat is soms lastig. Je vecht met z’n tweeën tegen de enorme macht van het openbaar ministerie. Maar je moet als advocaat niet op vakantie gaan met je cliënt. Je moet te allen tijde kunnen zeggen: Ik stop ermee.”

Een officier van justitie werkt aan een veiliger maatschappij, een advocaat probeert zand in de raderen te strooien.

Van Oosten: „Een officier is geneigd de negatieve kanten van een verdachte te benadrukken, een advocaat de positieve. In die botsing der meningen moet een rechter zich een oordeel vormen.

Stel: Mijn cliënt is op vrije voeten, in afwachting van zijn proces. Er moet nog een getuige met een belastende verklaring worden gehoord. Ik zal er niet bij het openbaar ministerie op aandringen om die getuige te horen. Tijd werkt immers bijna nooit in het nadeel van de verdachte. Een getuige herinnert zich minder naarmate iets langer geleden is gebeurd. Als je het feit dat ik geen vaart maak met die belastende getuige, zand in de raderen strooien noemt, ja, dan maak ik me daar schuldig aan.”

Bouwman: „Wij strooien geen zand in de raderen. Ik ben al jarenlang advocaat van een man die in dronken toestand een zwangere vrouw doodreed. Ik kwam erachter dat de blaasapparatuur die destijds zijn alcoholpromillage moest bepalen, dienst weigerde. Vervolgens is er een bloedproef gedaan. Ik vind zo’n bloedproef een te zwaar middel. Ik maak daar bij de rechter een belangrijk punt van. Dat is mijn verplichting tegenover mijn cliënt. Er is ook een hoger belang mee gediend. De politie moet zorgen voor betrouwbare apparatuur. Als zo’n dronkenlap er zonder straf van afkomt, dan is dat een probleem voor OM en politie.”

De strafrechtadvocatuur ontwikkelt zich steeds meer tot een wereld van snelle jongens met dure auto’s.

Van Oosten: „Het gaat om een paar collega’s. De meeste advocaten worden door de overheid betaald. Het is hard werken. Strafrechtadvocaten zijn idealisten. Ze willen de rechtsstaat hoog houden. De overheid is echt niet altijd eerlijk. We kennen gerechtelijke dwalingen, zoals de onterechte veroordeling in de Schiedammer parkmoord. Dat vinden we allemaal heel erg.”

Bouwman: „Er zijn publiciteitsbeluste advocaten. Waarom meedoen aan allerlei tv-programma’s? Wat heeft dat voor zin? Doe gewoon je werk. Voer een rechtszaak in de rechtszaal. Advocaten opereren niet in een wereld vol spektakel, maar vaak vol ellende.”


200 jaar advocatuur

De Nederlandse advocatuur bestaat 200 jaar. In het bijzijn van prins Willem-Alexander vierde de Nederlandse Orde van Advocaten vandaag het jubileum. Op deze pagina gaan twee strafrechtadvocaten in op zes stellingen. Mr. Geertjan van Oosten, advocaat in Amsterdam, is verbonden aan Van Oosten Advocaten. Raadsman mr. Pé Bouwman is nestor van het kantoor Bouwman Van Dommelen Advocaten (onder meer in Utrecht), waar uitsluitend raadslieden uit christelijke kring werken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer