Beeld ”dam tegen de tijdgeest” voldoet niet meer
Moet het Evangelie door een riool worden gepreekt? Die vraag stelde een brievenschrijver veertig jaar geleden in deze krant. De brief was de laatste in een reeks ingezonden stukken over de Evangelische Omroep. „Wanneer men de laatste ingezonden stukken leest over dit onderwerp”, aldus de schrijver, „zou men haast gaan denken dat de kijkkast des duivels gelijk staat met de kerk, dat zij als middel kan dienen om mensen te bekeren, een dam op te werpen tegen de tijdgeest. Terwijl het alle listen des duivels zijn. Het is er hem om begonnen het laatste restje tegenstand op te ruimen met fraaie woorden en bijbelteksten. Het is toch absurd te geloven dat God een instrument des duivels dat de gruwelijkste goddeloosheden uitbraakt zou gebruiken om Zijn Koninkrijk voort te planten. Moet het Evangelie door een riool gepredikt worden? Dan leert Gods Woord het wel anders.”
Deze brievenschrijver bezigt de uitdrukking ”een dam opwerpen tegen de tijdgeest”. Dit beeld duikt in reformatorische media vaker op, blijkt als je zoekt in Digibron, het nieuwe kenniscentrum gereformeerde gezindte. In De Saambinder van 1969 prijst een recensent ”Het gekrookte riet” van ds. Smijtegelt aan: „We moeten juist in deze tijden pogen door het gebruik van de werken van onze oude schrijvers ook een dam op te werpen tegen de droeve tijdgeest.” Tijdens een lezing, gehouden op de vergadering van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs op 16 april 1994 waarschuwt ds. W. van Vlastuin: „Wij kunnen de storm niet buitenhouden. Door onze organisatie werpen wij geen dam op tegen de tijdgeest zodat wij daar heerlijk beschut achter kunnen schuilen. Ook wij worden bewogen. Als we dit ontkennen zou het wel eens zo kunnen zijn dat we al veel meer doordrenkt zijn van de geest van deze tijd dan we zelf voor waar willen houden.”
Het SGP-orgaan De Banier wijdt op 2 november 1995 aandacht aan het voorstel van het SGP-hoofdbestuur dat „de betrokkenheid van de vrouw bij het SGP-gebeuren regelt.” „De vraag is uitdrukkelijk gesteld of wij niet te veel toegeven aan de tijdgeest”, schrijft ir. B. J. van der Vlies. „Welbeschouwd zoekt het voorstel daar nu juist een dam tegen op te werpen.” En bij het twintigjarig bestaan van familieblad Terdege mediteerde ds. L. H. Oosten in 2003 over Klaagliederen 3:20a: „Mijn ziel denkt er wel terdege aan.” De predikant wijst erop dat het blad niet alleen verantwoorde en aangename lectuur wil verspreiden in gezinnen, maar ook gedreven wordt door de roeping „terdege de tijdgeest te ontmaskeren en te trachten een dam op te werpen tegen de geest van onze geesteloze tijd.”
Het beeld van een dam opwerpen tegen de tijdgeest heeft een aantrekkelijke helderheid. Er is sprake van een ”binnen” (een reformatorische sfeer die zuiver bewaard moet worden) en een ”buiten” (de „vloedgolf” van de tijdgeest, het kwaad, de wereld). Daartussen bevindt zich een dam die, als de golven te hoog worden, verder versterkt moet worden.
Tegengaan van verkeerde invloeden is natuurlijk een terecht punt. Vraag is alleen waar die invloeden vandaan komen. Van ”buitenaf”? Bevindt het kwaad zich aan de andere kant van een dam?
Ds. W. Dekker laat in zijn boek ”Marginaal en missionair” het tekort van het beeld zien. Bij orthodoxe kerkbodeschrijvers krijg je de indruk dat de secularisatie iets is waar wij (nog) buiten staan, schrijft hij, „iets wat als een dreigende vloedgolf op ons af komt. Verhoog de dijken, luidt dan het devies, dan houden we droge voeten. Maar dat helpt in het geheel niet, omdat het eigenlijke probleem niet is dat mensen misschien vandaag of morgen God en kerk los gaan laten, maar dat we reeds allen leven in een samenleving waarin geloven niet meer dan een optie is. Deze algehele geestesgesteldheid is het fluïdum dat we allen inademen, ook als we ons daar (nog) niet van bewust zijn.”
Misschien wordt het tijd de beeldspraak ”een dam opwerpen tegen de tijdgeest” maar aan de dijk te zetten.
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl