Door strenge Europese fosfaatregels dreigt er in 2013 een overschot te ontstaan dat overeenkomt met de helft van de varkensmest. De Nederlandse varkensstapel bestaat momenteel uit zo’n 12 miljoen beesten.

Varkenshouders hebben meer moeite hun mest kwijt te raken dan ander veehouders. In tegenstelling tot pluimveehouders is hun mest vloeibaar en kunnen zij het lastiger exporteren. Bovendien hebben de varkensboeren vaak geen akkerlanden, waar zij zoals de rundveehouders hun mest kwijt kunnen.

Het probleem zou op te lossen zijn door het fosfaatgehalte in de mest te verlagen, bijvoorbeeld door aanpassingen in het veevoer. Daardoor zou het overschot met 65 procent kunnen worden teruggebracht. Maar het LEI heeft er een hard hoofd in dat de sector dat op korte termijn kan realiseren, aldus de onderzoeker. „Tot nu toe vallen afspraken hierover tegen.”

Ook export biedt geen soelaas, aldus het LEI. Duitsland kan de varkensmest niet afnemen en het goedje vervoeren over een grotere afstand is niet aan de orde, omdat het transport van vloeibare mest veel te duur is. Ook het verwerken van de vloeibare mest tot een harde substantie kost te veel geld.

Toch heeft het LEI de hoop gevestigd op Duitsland. Mogelijk worden daar in de loop van het jaar de regels omtrent de import van mest versoepeld, waardoor het Nederlandse mestoverschot met bijna een derde zou kunnen afnemen.