Boereninkomens staan onder druk
In de Nederlandse land- en tuinbouw zijn in 2002 de gezinsinkomens bijna over heel de linie omlaaggegaan. Vleeskuikenbedrijven zijn de grote verliezers.
Ook in de varkenshouderij en de akkerbouw werden slechte resultaten geboekt. Alleen de telers van bloemen en planten en in mindere mate de leghennenhouders deden het redelijk.
Dat heeft het Landbouw Economisch Instituut (LEI) dinsdag gemeld in zijn Landbouw-Economisch Bericht, een jaarlijks overzicht van de ontwikkelingen in de land- en tuinbouw.
Van alle agrarische bedrijfstakken in Nederland daalden de inkomsten van vleeskuikenbedrijven het sterkst. Verdiende een vleeskuikenhouder in 2001 gemiddeld nog 37.000 euro, in 2002 was dit min 35.000 euro. Met de leghenbedrijven ging het vorig jaar een stuk beter, hun inkomen groeide van 39.000 naar 43.000 euro.
In 2002 steeg de wereldwijde productie van vleeskuikens. De prijzen daalden gemiddeld met 12 procent. „Een cent prijsdaling kan voor de vleeskuikenhouders al grote gevolgen hebben, omdat het bedrijven met een kleine winstmarge zijn”, aldus een medewerker van het LEI. Het LEI voorspelt dat bedrijven die in 2003 ook nog eens te maken kregen met de vogelpest moeilijk overeind zullen blijven.
Ook varkensbedrijven kwamen vorig jaar stevig in de min uit door wereldwijde toename van de varkensvleesproductie. De MPA-crisis in de zomer van 2002, toen veevoer het verboden hormoon MPA bevatte, bemoeilijkte bovendien de export van Nederlands varkensvlees. Uiteindelijk daalde de gemiddelde prijs van varkensvlees in 2002 met ruim 13 procent.
Door dalende opbrengstprijzen voor alle belangrijke akkerbouwproducten en stijgende productiekosten zijn de resultaten van de akkerbouwbedrijven slechter dan in 2001. Alleen in de Veenkoloniën bleef de schade beperkt door de stabiele prijzen van zetmeelaardappelen. In de melkveehouderij daalde het inkomen door stijgende kosten en een 4 procent lagere melkprijs van 24.000 naar 19.000 euro. De resultaten voor de vleesstierenhouders en de schapenhouders verbeterden flink.
De productie van de Nederlandse land- en tuinbouw was in 2002 ongeveer gelijk aan die in het voorgaande jaar. Het gemiddelde gezinsinkomen uit bedrijf lag op 26.000 euro, maar de onderlinge verschillen zijn groot. Volgens het LEI vertraagt de groei van de biologische landbouw. Nederland telt nu ongeveer 1560 bedrijven met biologische teelt. Dat is 1,7 procent van het totaal. Ondanks relatief goede bedrijfsresultaten wordt de verdere groei geremd door een achterblijvende vraag.
Het aantal land- en tuinbouwbedrijven daalde in 2002 met 3,5 procent, tegen een daling van 5 procent in 2001. Het tempo waarmee het aantal bedrijven daalde is hiermee weer terug op het niveau van eind jaren negentig, na een tijdelijke versnelling rond de eeuwwisseling.
In een reactie zei LTO-Nederland dat de overheid moet afzien van maatregelen die de concurrentiepositie van boeren benadelen om de druk op de inkomens te verlichten. Het gaat onder meer om extra kosten voor milieubeleid, en bezuinigingen op duurzame productie. LTO vindt dat Nederland wat betreft milieuregels en dierenwelzijn niet voor de Europese Unie uit moet lopen, omdat dit de kosten van Nederlandse producten laat stijgen.
De belangenorganisatie vindt verder dat producenten hun krachten moeten bundelen om een groter deel van de opbrengst van producten in de portemonnee van de boer te krijgen. Ook moeten boeren beter beloond worden voor het beheer van natuur, landschap en water.