Buitenland

Syrische president Bashar al-Assad zit voorlopig nog vast in het zadel

TEL AVIV – Het Syrische regime zit ondanks de onlusten stevig in het zadel. Het kan rekenen op ruime steun onder de bevolking. Die kan president Bashar al-Assad echter wel verliezen, waarschuwt de Israëlische Syrië­deskundige Eyal Zisser.

Alfred Muller
27 June 2011 09:28Gewijzigd op 14 November 2020 15:35
Assad. Foto EPA
Assad. Foto EPA

De onlusten in Syrië breiden zich verder uit. Toch lijkt het regime-Assad geen krimp te geven. „Ik zie geen enkel teken van het uiteen­vallen van de staatsapparaten”, zegt prof. Zisser. „Het regime bewaart de cohesie.”

De directeur van het Moshe Dayancentrum voor Midden-Oosten- en Afrikaanse Studies aan de universiteit van Tel Aviv wijst erop dat het leger bereid is voor het regime te vechten. „In Egypte werd een paar dagen na het uitbreken van de onrust duidelijk dat het einde van Mubaraks politieke carrière nabij was. Er was daar een duidelijke kloof tussen het leger en het politieke leiderschap. In Libië liepen veel ambassadeurs, hoge functionarissen en legerofficieren over. Dit is in Syrië duidelijk niet het geval. Tegelijkertijd slaagde het regime er echter niet in de protesten te onderdrukken.”

Periferie

In Syrië is er volgens Zisser sprake van een strijd tussen periferie en centrum. Het is in de geschiedenis van Syrië vaak voorgekomen dat de gebieden die aan de rand van het land liggen het eerst in opstand kwamen. Groepen uit die regio’s zagen kans door te dringen tot het machtscentrum en de macht over te nemen. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de vorige eeuw, met de opkomst van de Ba’athpartij en de Al-Assad­dynastie. Velen die zich bij hen aansloten, kwamen eveneens vanuit de periferie.

Zisser maakt duidelijk dat veel leiders uit de randgebieden komen, zoals vicepresident Faruk al-Sharaa, die eerder minister van Buitenlandse Zaken was. Sharaa komt uit de onbekende stad Dar’a. De vroegere Defensie­minister Mustafa Tlass is afkomstig uit het plaatsje Homs.

De periferie steunde dan ook vanouds het Ba’athregime. „Nu is dat echter veranderd”, zegt Zisser. „De periferie kiest tegen het regime. Dat betekent dat het regime een belangrijke basis van steun is kwijt­geraakt. Hier ging het dus anders dan in Egypte, waar we niets hoorden over de dorpen in het randgebied.”

Zisser wijst erop dat de Syrische opstand alles te maken heeft met de sociaaleconomische situatie, die in de periferie slechter is dan in het centrum. „We neigden ertoe te denken dat het goed ging met de Syrische economie. Er was een politiek van openheid en de groeicijfers waren vrij goed. De Wereldbank was heel tevreden. Maar dat gold voor de stedelijke soennitische elites in het centrum. De periferie dacht er anders over. Daar willen ze een beter leven, een betere behandeling en niet langer onder­worpenen zijn, maar burgers die goed behandeld worden. Het heeft te maken met waardig­heid.”

Middenklasse

De opstand begon in de kleine dorpen, sloeg over naar de middel­grote steden, en zelfs grotere steden als Homs en Hama. Maar de middenklasse in de grootste steden, Damascus en Aleppo, heeft nog steeds niet besloten de koffiehuizen en de kantoren te verlaten om te demonstreren. In Damascus en in Aleppo woont de helft van de Syrische bevolking.

Zisser: „In het hart van deze steden, waar vooral soennieten wonen, is het rustig gebleven. Ze wachten af wat er gebeurt. Ik durf echter niet zeggen dat zij het regime met hun hele hart steunen. Als daar de opstand ook begint, kunnen ze zomaar omgaan. Dat zal het einde van het regime betekenen. We moeten dus goed bekijken of er zich veranderingen gaan voordoen in de stedelijke soennitische elites in Damascus en Aleppo.”

Momenteel ligt de Syrische economie plat. Het toerisme is ingestort. „Als Assad overleeft, kan het zijn dat hij economische hulp nodig heeft”, waarschuwt Zisser. „De elites in Aleppo en in Damascus steunden de president vanwege de politiek van economische openheid. Maar dat kan de komende maanden veranderen als de onrust voortduurt en de economie verlamd blijft. Assad heeft geen middelen achter de hand om de stedelijke elites in Aleppo en Damascus tevreden te stellen. De tijd werkt niet in zijn voordeel. Hij moet de onrust zo gauw mogelijk stoppen, maar hij weet niet hoe hij dat moet doen.”

Het is volgens de hoogleraar dus mogelijk dat de opstand voortduurt. „Elke vrijdag zijn er grote demonstraties tegen het Syrische regime. Ook als het land weer rustig wordt, blijft de kans bestaan dat een week of een maand later de onlusten opnieuw oplaaien.”

Zisser benadrukt de belangrijke rol van het leger. Hoe lang blijft er daar sprake van cohesie?, vraagt hij zich af. „En hoe lang zullen de soennitische soldaten en officieren bereid zijn te schieten op de demonstranten? De toewijding van het leger aan het regime is nu nog niet in gevaar, maar dat kan veranderen.”

Van een duidelijke oppositie is geen sprake, benadrukt Zisser. Het gaat momenteel om spontane uitbraken van onrust. „Hoewel er veel critici en mensenrechtenactivisten zijn, oefenen zij niet veel invloed uit op de gebeurtenissen in het land. Een effectieve oppositie met een krachtig leiderschap is een bedreiging voor het regime, omdat andere landen deze oppositiegroepen kunnen gaan beschouwen als het legitieme leiderschap van Syrië.”

Mocht het regime ten val komen, dan zullen er rekeningen te vereffenen zijn. Er zijn 2000 Syriërs bij de opstand gedood. Nabestaanden van de slachtoffers zullen wraak eisen op hun alawietische buren en de christenen.

Israël

Op de zogeheten Nakbadag op 15 mei en de Naksadag op 5 juni (respectievelijk de dag waarop Palestijnen „de ramp” van het ontstaan van Israël in 1948 herdenken en de jaarlijkse herdenking van verdreven Palestijnen tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967) hebben zich incidenten voorgedaan aan de grens van Syrië en Israël op de Golanhoogvlakte. Palestijnse vluchtelingen ondernamen bij het druzendorp Majdal Shams pogingen de grens over te steken, omdat ze meenden dat ze „recht op terugkeer” hadden.

Zisser merkt op dat het Syrische regime pogingen ondernam de gebeurtenissen weer onder controle te krijgen toen de situatie uit de hand leek te lopen. „Assad heeft zijn soldaten nodig om de eigen mensen te doden en de opstand te onderdrukken. Het laatste waar hij op zit te wachten is een oorlog met Israël, waarin Israël zijn leger kan vernietigen en waarbij hij dus het verdedigingsmiddel tegen de protesten kwijtraakt.”

De gevoelens van Israëliërs over de Syrische president zijn tweeledig. Aan de ene kant beschouwen ze hem als een strategische bedreiging. Assad wilde namelijk nucleaire capaciteit ontwikkelen. Ook steunde hij de vijanden van Israël: Hezbollah en Hamas. Verder bouwde hij nauwe relaties met Israëls aartsvijand Iran op. Maar aan de andere kant zorgde Assad ook voor rust. Hij handhaafde de vrede aan de grens met Israël op de Golanhoogvlakte. Bovendien zei hij dat hij een vredesakkoord met Israël wilde sluiten. Israëliërs neigen ertoe te hopen dat de president aan de macht blijft.

Voor Zisser is het duidelijk dat als Assad ten val komt, er in Syrië een situatie ontstaat die lijkt op die van de jaren tussen 1940 en 1950. Dat betekent een zwak centraal regime, met de nodige incidenten langs de grens omdat het regime die niet kan stoppen.

Op een vredesregeling tussen Jeruzalem en Damascus hoeven de Israëliërs momenteel niet te rekenen in verband met de publieke opinie in het land. „Vrede sluiten met Israël is geen populair idee. Een zwakke leider moet daar niet eens over denken. Maar het is voor velen tegelijkertijd duidelijk dat er op een dag vrede met Israël gesloten kan en moet worden.” Op de lange termijn kan een nieuw Syrisch regime voor Israël beter zijn dan het huidige, denkt Zisser. De Syriërs zullen namelijk hun belangen de boventoon laten voeren en dus vriendschap zoeken met westerse landen.


In 1971 komt de in Qardaha, Noord-Syrië, geboren Hafez al-Assad in Syrië aan de macht. De president behoort tot de islamitische sekte van de alawieten en tot de Ba’athpartij. In 1982 slaat hij een opstand van de moslimfundamentalisten in de stad Hama bloedig neer. Daarbij komen tussen de 10.000 en de 30.000 Syriërs om, onder wie kinderen. De operatie breekt de militaire ruggengraat van de moslimbroeders en dient als een waarschuwing voor andere oppositiegroepen.

In juni 2000 benoemt de Ba’athpartij de zoon van Hafez al-Assad, de 34-jarige Bashar al-Assad, tot president. Bashar lijkt aanvankelijk hervormingsgezind, maar de ”Lente van Damascus” blijkt van korte duur. De opstand in verschillende Arabische landen slaat over naar Syrië. Bashar al-Assad zit nog stevig in het zadel, maar het is niet gezegd dat dat zo zal blijven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer