Een pensioen op drijfzand
Zwaait u voorlopig nog niet af op uw werk? Dan is ook uw pensioen wellicht gebouwd op drijfzand. Het onlangs gepolderde pensioenakkoord verandert daar weinig aan. Althans, niet ten goede. „Het is diefstal en fraude.”
Zouden politici eigenlijk nog boeken lezen in dit tijdperk van tweets en oneliners? Nu ja, wellicht in het uitgebreide zomerreces dat eind volgende week begint.
Tijdens hun verblijf buiten de Haagse kaasstolp doen parlementariërs er in ieder geval goed aan in hun vakantiekoffer, ergens tussen de zonnebrandcrème en de beachballset, een exemplaar te steken van het in mei verschenen boek ”De pensioenmythe” van Martin Pikaart.
In ruim 200 bladzijden (ISBN 9789047004011; € 19,95) fileert Pikaart, die voorzitter is van Alternatief voor Vakbond (AVV) en tevens onafhankelijk pensioenadviseur, zorgvuldig het pensioensysteem. En wat daarbij complex lijkt, is eigenlijk heel eenvoudig, licht de schrijver toe in zijn woonplaats Utrecht. „Pensioenfondsen hebben te veel beloofd, te lang gegokt op mooie rendementen en van de ouderen van nu veel te weinig premie gevraagd.”
Helemaal nieuw is die analyse –voor in het boek door oud-financieel topman Jan van de Poel van pensioenfonds ABP „zeer realistisch” genoemd– niet. In het verleden trokken verschillende organisaties, waaronder het Centraal Planbureau (CPB), al wel aan de bel. Soms zacht, soms wat harder.
Maar niemand luisterde. De sociale partners –werkgeversorganisaties en vakbonden– niet, noch politici.
En zo kon het dat de dekkingsgraden van pensioenfondsen (die aangeven in hoeverre fondsen kunnen voldoen aan alle toekomstige verplichtingen) daalden van gemiddeld 235 procent eind jaren 80 tot slechts 95 procent na de financiële crisis van 2008.
En nu is het eigenlijk te laat, zegt Pikaart. Jongere generaties lopen volgens hem groot risico hun pensioenaanspraak volledig te verliezen, omdat die zal worden opgesoupeerd door de generatie babyboomers die op het punt van afzwaaien staat.
Pikaart: „Dit is het laatste jaar dat er meer geld in de pensioenkassen stroomt dan eruit verdwijnt.” Volgend jaar keert dat tij. En hoe. Alleen al in de eerste vijf jaar zal pakweg 20 procent van het pensioenvermogen worden uitgekeerd. „En dat lukt alleen maar door de pensioenspaarpot van jongere generaties te plunderen.”
In het scenario dat Pikaart schetst, is door een slecht pensioenbeleid, de vergrijzing en een oplopende levensverwachting over pakweg twintig jaar de bodem in zicht van de internationaal altijd zo geroemde Hollandse pensioenpot. „Tenzij er nu wordt ingegrepen”, zegt hij. „En dat kan door het systeem drastisch te hervormen. En vooral: te korten op de ultrariante aanspraken die veel ouderen van nu in het vooruitzicht is gesteld.”
Pensioenakkoord
Komt dan even mooi uit dat vakbonden, werkgevers en de overheid eerder deze maand, na maandenlang getalm, hun langverwachte pensioenhervorming presenteerden? Een akkoord dat volgens alle partijen de oudedagsvoorziening (AOW en aanvullend pensioen, zie kader) stukken beter bestand maakt tegen de vergrijzing en schommelende financiële markten.
Pikaart schudt het hoofd. „Dit akkoord is één groot drama. Het is diefstal en het is fraude. Serieus, ik heb nooit gedacht dat het nóg slechter kon worden dan het nu al is. Dat de sociale partners het lef zouden hebben hun problemen zó weg te poetsen. Ik had het mis.”
Belangrijkste bezwaar van Pikaart –en met hem een keur aan economen en pensioendeskundigen– is dat het akkoord in álle gevallen slecht uitpakt voor jongeren. „De sociale partners hebben afgesproken dat pensioenfondsen hun toekomstige verplichtingen anders kunnen berekenen.” Ze mogen straks voor de verdeling van het geld uitgaan van de verwachte rendementen in plaats van de huidige, veel veiliger rentevoet.
Pikaart: „Dat is het frauduleuze. Achter de glazen pensioenspaarpot wordt in feite een extra spiegeltje gezet, waardoor fondsen iedere euro die ze hebben, dubbel denken te kunnen uitkeren. Degenen die het eerst aan de beurt zijn, profiteren zo tot de kas leeg is.”
Als een pensioenfonds problemen heeft met zijn dekkingsgraad kan het dus straks gewoon het beleggingsbeleid wat risicovoller maken, en dan zijn de problemen cosmetisch verdwenen, aldus Pikaart. Maar wanneer de beleggingswinst tegenvalt –en dat doet zij eigenlijk altijd– dan is de schade volgens hem niet te overzien. „Hoogleraar risicomanagement Theo Kocken van de Vrije Universiteit berekende deze week dat jongeren in zo’n geval tot bijna 100 procent van hun inleg kunnen verliezen.”
Tandeloos toezicht
Voor veel werknemers zijn die consequenties van het pensioensysteem niet te bevatten. Al die honderden miljarden die worden beheerd, daarop zou toch een soort supertoezicht moeten zijn? Maar daar zit ’m precies de pijn, stelt Pikaart. „Het toezicht is in handen van De Nederlandsche Bank. Maar de machtspositie die de sociale partners in het verleden met hulp van de overheid hebben opgebouwd is immens. Iedere vorm van toezicht komt tot stand in samenspraak met de polder. En die bepleit voortdurend boterzachte regels. DNB zou misschien wel willen bijten, maar is een tandeloze tijger.”
Ook van pensioenfondsbesturen hoeven deelnemers volgens Pikaart weinig te verwachten. „Dezelfde vakbonden en werkgeversorganisaties, soms zelfs dezelfde personen, die de pensioenregels ontwerpen, voeren ze ook uit en houden er zelfs toezicht op. Ze zijn dus architect, aannemer én intern toezichthouder van hun eigen systeem. Het is incestueus.”
Burgers die menen dat vakbonden een soort charitatieve instellingen zijn die het beste met het land voor hebben, zitten er flink naast, stelt hij. „Ze behartigen vooral het deelbelang van hun achterban van vijftigplussers. En die heeft als belangrijkste doel: zo snel mogelijk eruit, met zo veel mogelijk geld.”
Ook werkgeversorganisaties bezitten op dit punt weinig hervormingsdrang. „Het eerste wat Bernard Wientjes van VNO-NCW voor de camera zei nadat het pensioenakkoord was gesloten, was: „De polder is gered.” Het gaat hen niet om de kwaliteit van de koopkracht van toekomstige generaties, maar om het behoud van de eigen machtspositie.”
Dat politici deze sociale partners in 2011 nog altijd die macht toebedelen, snapt hij niet. „Neem de bonden. Het aantal jongere leden neemt drastisch af en het aandeel van gepensioneerden neemt juist enorm toe. Gezien hun samenstelling zijn de bonden daarmee allang niet meer representatief voor de doorsneewerknemer.”
Parlementaire enquête
De inkt van het akkoord was echter nog niet droog of politici zetten het vrij massaal op een juichen. Pikaart: „Grotendeels komt dit doordat ons pensioensysteem zo ingewikkeld is dat maar weinig Kamerleden de ins en outs kennen.” Iets wat in zijn ogen ook geldt voor veel pensioenbestuurders. „Ze moeten grote sommen geld beleggen met de kennis die ze vaak opdoen in één of twee scholingsdagen per jaar. Dan word je natuurlijk zó om de tuin geleid door de snelle jongens van de grote zakenbanken.”
De politiek heeft volgens Pikaart „helaas onvoldoende geleerd” van eerdere perikelen in de sociale zekerheid, met name rond de WAO. „Ook daarover hadden de sociale partners het volledig voor het zeggen. Dat was natuurlijk vragen om problemen. En we weten allemaal waarop het is uitgedraaid: begin jaren negentig was 50 procent van de ouderen zogenaamd arbeidsongeschikt.”
Er was een parlementaire enquête, onder leiding van PvdA’er Buurmeijer, voor nodig om de falende polderpartners van hun taak te ontheffen. Precies zo’n enquête is volgens Pikaart nu gewenst omtrent de pensioenen, het laatste bastion waar sociale partners nog alle macht hebben. „Alleen op die manier kan worden geregeld dat de mensen van wie het pensioengeld is, de deelnemers, eindelijk écht inspraak krijgen in wat er met hun geld gebeurt.”
Ook zou het winst zijn, meent Pikaart, wanneer deelnemer niet meer verplicht bij één bepaald pensioenfonds moeten inleggen, maar zelf kunnen kiezen. „Als ik altijd voor veilig ga, dan kies ik voor een pensioenfonds dat louter belegt in Duitse staatsobligaties en dus voor een lager, maar ook zekerder pensioen. Iemand die van risico houdt, kiest dan maar voor een cowboyfonds, dat al het geld in Griekenland steekt.”
„Iedere generatie zijn eigen pot”
De gemiddelde oude dag in Nederland bestaat voor de helft uit AOW, de rest is bedrijfspensioen. Ongeveer 95 procent van de circa 6 miljoen werknemers laat dit pensioengeld (verplicht) beheren door pensioenfondsen. In Nederland zijn er ongeveer 600 actief, waarvan de meerderheid is gelieerd aan een onderneming. De meeste werknemers (85 procent) nemen echter deel in een van de ongeveer tachtig bedrijfstakpensioenfondsen, waarvan het merendeel is aangesloten bij ABP (overheid en onderwijs), PFZW (zorg en welzijn), PME en PMT (groot-,respectievelijk kleinmetaal) en bpfBOUW (bouwnijverheid). Deze vijf ‘grote jongens’ beheren circa 60 procent van het totale Nederlandse pensioenvermogen van 600 miljard euro.
Pensioenen zijn gebouwd op drijfzand
Waar politiek en polder het pensioenakkoord –inmiddels weer op losse schroeven door onrust binnen de FNV– vooral toejuichen, zijn veel economen minder positief. Bas Jacobs bijvoorbeeld, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit. Hij benadrukt dat het huidige stelsel weliswaar hard toe is aan revisie, maar dat het pensioenakkoord de onderliggende problematiek niet oplost.
„Hét manco aan het huidige systeem is dat er geen afspraken zijn gemaakt over wie de risico’s draagt. Welke generatie draait er op voor tegenvallers en wie incasseert de meevallers als het goed gaat? Ook het pensioenakkoord geeft hier geen antwoord op. Sterker, doordat fondsen zichzelf met boekhoudkundige trucs rijk kunnen gaan rekenen, worden er straks alleen nog maar meer beleggingsrisico’s genomen, wat de kans vergroot dat jongeren het kind van de rekening worden.”
Dit dieper liggende pensioenprobleem komt volgens Jacobs ten onrechte op de achtergrond te staan, door het gegeven dat fondsen te weinig geld in kas hebben om een inflatiebestendig pensioen zonder beleggingsrisico te garanderen. „Een dekkingsgraad van 105 procent, de minimumvereiste van DNB, is daarvoor ontoereikend. Dat zegt alleen iets over het nominale pensioen, dus het bedrag in geld. Niet over wat je op termijn voor dat geld kunt kopen.”
Om een risicovrij en inflatievast pensioen waar te maken is volgens Jacobs een dekkingsgraad van ongeveer 150 procent vereist. „Dat geld is er niet. Maar met name de vakbonden willen deze ongemakkelijke waarheid niet onder ogen zien. Daarmee ontlopen ze op grove wijze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.”
Die „ongedekte rekening” van de pensioenfondsen is volgens Jacobs ontstaat doordat fondsen jarenlang „meer beloofd hebben dan ze kunnen waarmaken.” En dat kan alleen maar worden opgelost door de pensioenaanspraken af te stempelen. Verhoging van premies is geen optie, daar is eigenlijk iedereen het wel over eens.”
Maar omdat niemand die ongedekte rekening betalen wil, schuiven pensioenfondsen volgens Jacobs tekorten steevast door naar de toekomst en dus naar toekomstige generaties. „Dankzij de zwendel in het pensioenakkoord kunnen fondsen gewoon weer verder indexeren (corrigeren voor inflatie, MtB), terwijl dat in het huidige systeem de komende tien jaar praktisch onmogelijk was geweest.”
Toch kunnen jongeren volgens de hoogleraar niet eindeloos worden gebruikt om de tekorten in hun kassen aan te zuiveren. „Dat bedreigt de continuïteit van pensioenfondsen. Straks zeggen jongeren: Ik heb geen zin meer om mee toe doen aan dit collectieve systeem, waarin ik alleen maar stort en straks zelf nauwelijks nog een uitkering van krijg.”
Dat is volgens Jacobs verre van ondenkbaar. „Je ziet nu al op kleine schaal ontwijkgedrag van jongeren die bewust gaan werken in een sector met veel jongeren. Of ze worden zzp’er en sparen dan zelf voor hun pensioen. Als dat op grotere schaal gebeurt, keert de wal het schip. En dat moeten we niet willen. Collectieve pensioenregelingen zijn voor veel burgers onmisbaar.”
Elkaar in de polder „diep in de ogen kijken en over de eigen schaduw heen springen”, luidt daarom het advies van Jacobs. De oplossing ligt volgens hem in een pensioensysteem met zogenoemde generatierekeningen, waarbij iedere leeftijdsgroep binnen een pensioenfonds een eigen spaarpot heeft. „Dan is het niet meer mogelijk dat kortzichtige pensioenfondsbestuurders zichzelf uit te problemen denken te halen door het geld dat ze tekortkomen voor de pensioenen van ouderen, uit de pot van de jongeren te trekken omdat die toch te slecht georganiseerd zijn om hiertegen in opstand te komen.”