De Keuzebiografie: God heeft mijn levensweg uitgekozen
Sommige nieuwe woorden zitten ineens in de lucht. Plotseling kom je ze overal tegen. Zo’n woord is ”keuzebiografie”. Kort gezegd gaat het er hierom dat postmoderne mensen hun leven inrichten vanuit de gedachte dat zij het in eigen hand hebben. Zij willen graag veel activiteiten combineren, gaan snel in op nieuwe uitdagingen en maken voortdurend nieuwe keuzes.
Wat moet je van dit verschijnsel zeggen vanuit christelijk perspectief? Die vraag kun je vanuit verschillende invalshoeken beantwoorden. In deze bijdrage doe ik dat vanuit drie perspectieven: vanuit het woord ”biografie”, vanuit het begrip ”vrije keuze” en vanuit de levensleiding.
Levensbeschrijving
Letterlijk vertaald betekent het aan het Grieks ontleende ”biografie” levensbeschrijving. Historisch gezien is dan vooral te denken aan beschrijvingen van het leven van belangrijke mensen uit het verleden. Vermoedelijk is dit soort literatuur ontstaan uit de graf- of lijkrede. Bij een begrafenis werden de belangrijkste verrichtingen uit iemands leven opgesomd en soms breed uitgemeten en uitbundig geprezen.
De eerste echte biografieën verschijnen in de eerste eeuw na Christus in het Romeinse Rijk. De befaamde historicus Tacitus (ca. 56-120) beschrijft het leven van zijn schoonvader Agricola, een Romeins generaal die onder andere gouverneur is van het tegenwoordige Engeland. Suetonius (ca. 69-122) geeft het leven weer van de eerste twaalf Romeinse keizers, van Julius Caesar tot en met Domitianus. En Plutarchus (ca. 45-130) publiceert een brede reeks biografieën die hij vergelijkende levensbeschrijvingen noemt. Daarin legt hij telkens het leven van een bekende Romein naast dat van een bekende –min of meer vergelijkbare– Griek.
Het is vooral Plutarchus geweest die grote invloed heeft uitgeoefend op de vorm en inhoud van biografieën uit later eeuwen. Wat is het kenmerkende van zijn benadering? Het gaat hem er niet zozeer om allerlei details uit het leven van zijn ‘helden’ exact te beschrijven, al komen er in zijn werk wel veel historische bijzonderheden voor. Zijn bedoeling is veel meer om zijn levensbeschrijvingen als spiegelverhalen te laten fungeren. Aan het voortreffelijke karakter en de hoogstaande levenswandel van de mensen wier leven Plutarchus beschrijft, kan iedere lezer zich spiegelen. Het kan hem of haar inspireren en motiveren om zijn eigen leven moreel op een hoger plan te brengen.
Dit gezichtspunt is ook bepalend voor de christelijke biografieën die vanaf de vierde eeuw na Christus verschijnen. Of het nu gaat om de levensbeschrijving van een vroege kluizenaar of om de biografie van een middeleeuwse heilige, de bedoeling is dat de lezers hun leven naast deze levensgeschiedenis leggen. Ten diepste is dat ook zo in de ”geestelijke biografieën” of bekeringsgeschiedenissen die vanaf de zeventiende eeuw verschijnen. Zij willen weergeven hoe God werkt in het leven van een zondig mens en nodigen de lezers uit zich daaraan te spiegelen.
Het zou interessant zijn om de biografieën die de laatste tientallen jaren verschijnen hiermee te vergelijken. Volgens mij komen er dan nogal wat verschillen aan het licht. In elk geval is de postmoderne biografie veel minder moraliserend en normatief getoonzet. Wij kiezen immers zelf hoe we ons leven inrichten?
Vrije keuze
Het begrip ”(vrije) keuze” roept in het licht van de Bijbel nogal wat vragen op. Zijn wij mensen wel zo vrij om te kiezen? In dit verband zou verwezen kunnen worden naar verschillende momenten uit de kerkgeschiedenis waarin heftig gedebatteerd is over de vrijheid van de menselijke wil. Zo ging de befaamde pennenstrijd tussen Luther en Erasmus over deze kwestie. Een van Luthers stellingen is dat de vrije wil na de zondeval niet meer bestaat. Integendeel, de menselijke wil „is zonder de genade van God niet vrij, maar de gevangene en de slaaf van de zonde zodat hij zich uit zichzelf niet tot het goede kan wenden.”
Voor de humanist Erasmus is dat onverteerbaar. Wat voor zin hebben de geboden, vermaningen en aansporingen in de Bijbel, als wij mensen niet in staat zijn om daaraan gehoor te geven? God zegt immers zelf herhaaldelijk: „Kies dan het leven!” (onder andere Deut. 30:19). Wij mensen kunnen het eeuwige leven dat ons aangeboden wordt verwerven of het ook afwijzen. Dit betekent overigens niet dat Erasmus een volledige vrijheid van de wil voorstaat. Wij hebben volgens hem wel de hulp van Gods genade nodig om voor het leven en voor het goede te kiezen. Maar zijn uitgangspunt blijft: wij kiezen zelf, al doen we daarbij wel een beroep op de genade van God.
Wat stelt Luther daar tegenover? Het belangrijkste is wel dat de vermaningen en de eisen in de Bijbel zeggen wat de mens van Godswege verplicht is te doen. Zij laten echter tegelijkertijd zien dat de mens nooit kan doen wat de Schrift van hem vraagt. Letterlijk schrijft de reformator: „De woorden van de wet worden niet gesproken om de kracht van de menselijke wil te onderstrepen, maar om de mens zijn blindheid te laten zien. Zo ontdekken wij dat ons eigen licht niets is en dat de kracht van onze wil niets is.” Met andere woorden: de eisen van de wet ontdekken ons aan ons geestelijk bankroet en zo komt er ruimte voor Gods genade in Christus. Op die genade zijn wij volstrekt aangewezen om behouden te worden.
Voorzienigheid
Bij dit alles kan de vraag boven komen: „Goed, als het gaat om het delen in het heil, is dat niet afhankelijk van de wil van de mens. Maar in de gewone dingen van het leven is onze wil toch niet gebonden? We maken toch iedere dag talloze keuzes en zeggen ja tegen het ene en nee tegen het andere? Daarin zijn we toch volstrekt vrij?” Dat is nog maar de vraag. Zeker, Luther heeft nooit ontkend dat een zondig mens in verantwoordelijkheid allerlei beslissingen kan nemen: foute beslissingen, maar ook goede beslissingen. Wij zijn nu eenmaal geen willoze stokken en blokken. Maar ons leven bestaat niet louter uit een reeks van keuzes die wij maken. Ten diepste wordt ons leven geregeerd door God.
Bijbels gezien houdt de gedachte van de ”onvrije wil” niet alleen maar verband met de leer van Gods genadige uitverkiezing, maar ook met de leer van de voorzienigheid. Hierover zegt de Heidelbergse Catechismus (vraag 27) dat God alle dingen zo regeert „dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede, en alle dingen niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen.”
Nu is juist deze passage uit onze belijdenis onder zware kritiek gekomen. Hier zou geen sprake zijn van een voluit Bijbelse benadering van de voorzienigheid, maar zou de heidense filosofie van de stoïcijnen een geducht woordje meespreken. Die kritiek is onterecht. Wat we niet mogen vergeten is dat de catechismus hier de taal van het geloof spreekt. Als de gelovige zijn leven overziet, belijdt hij dat Gods Vaderhand heel zijn leven leidt en bestuurt. Dat kan veel vragen geven, vooral als de dingen in ons leven zo anders gaan als wij hopen of verlangen. Die vragen wuift de belijdenis in navolging van de Bijbel ook niet weg. Maar in dat alles blijft het nochtans van het geloof staan: mijn leven wordt geleid door deze trouwe God en Vader!
Levensleiding
Een dergelijke geloofsbelijdenis staat haaks op het maakbaarheidsdenken van vandaag zoals dat bijvoorbeeld uitkomt in het spreken over de keuzebiografie. Woorden zoals ”kiezen” zijn oppermachtig geworden in ons spraakgebruik. Wij kiezen ervoor om wel of niet te trouwen, om (nog) geen kinderen te ‘nemen’, om vervroegd of later met pensioen te gaan. Hoeveel keer zeggen we het niet tegen elkaar: „Dat is jouw keuze (en daarin laat ik je vrij)”?
Wellicht is dit denken ook onder reformatorische christenen invloedrijker dan we zelf vermoeden. Zo zou het best eens waar kunnen zijn dat een christelijke zakenvrouw of wetenschapper zondags van harte instemt met de belijdenis dat onze wil gebonden is door de macht van de zonde. Maar door de week speelt die belijdenis geen concrete rol van betekenis. Alles wordt gepland, geregeld en gerealiseerd op een manier waarbij voor de leiding van God in ons leven nauwelijks of geen plaats is.
Nu is het zeker nodig dat wij ”doen wat onze hand vindt om te doen”. En daar hoort uiteraard bij dat je met overleg te werk gaat, keuzes maakt en doelen stelt. Maar de vraag is: Hoe sta je in je werk en in dit leven? Een christen bouwt het huis van zijn leven niet alleen op de kaarten van zijn keuzes. Hij zal met zijn plannen en met zijn voornemens allereerst de stilte zoeken van het gebed tot God. Het gebed om leiding, kracht en zegen is juist in onze drukke, jachtige tijd meer dan ooit nodig: „Heere, wat wilt U dat ik doen zal? Zonder U kan ik niets doen.” Wat kan het ook een kracht geven als we ons echt in alle dingen aan deze God mogen toevertrouwen.
Ons leven verloopt immers niet altijd volgens onze plannen en voornemens. Een paar jaar geleden verscheen het boek ”Moderne levens lopen niet vanzelf” van Joep Dohmen en Frits de Lange. In verschillende bijdragen daarin wordt gewezen op de grenzen van de ‘maakbaarheid’ van onze eigen biografie. Soms overkomen ons dingen die we niet verwachten en zeker niet gepland hebben. Het is een bijzondere genade als je dan geloven mag dat God boven alles staat en dat je je in voor- en tegenspoed aan zijn trouwe zorg mag toevertrouwen. Dan ga je het woord ”Keuzebiografie” met een hoofdletter schrijven: Hij heeft voor mij de levensweg uitgekozen die goed voor mij is. En Zijn keuzes zijn altijd goed, ook al begrijp ik dat soms niet.