Saambinder
In De Saambinder (Gereformeerde Gemeenten) schrijft ds. L. Terlouw in een serie over ouderenpastoraat over ontkenning en rusteloosheid bij gepensioneerden.
„De ouderdom brengt met zich mee dat we dingen moeten loslaten. Dat is voor Adamskinderen, die verkleefd aan het stof geboren worden, onmogelijk. Dat gaat met smart gepaard. Smart die ook ontkenning van het ouder worden met zich meebrengt. In de omgang met ouderen vraagt dit aandacht. Een voorbeeld kan dit wat verduidelijken.
Hij was goed gezond. Tot aan zijn vijfenzestigste werkte hij door. Na zijn pensionering ging hij voor zichzelf werken. Van stoppen wilde hij niet weten. Ledigheid is immers des duivels oorkussen. Hij wilde er niet aan denken dat aan alles ooit een einde komt. Oud zijn, de dood, dat was voor een ander. Hij kon anders weten, want hij kwam onder Gods Woord. Hij was op de vlucht voor de dood, die hem toch een keer inhaalde. Op zijn graf zouden zijn kinderen kunnen schrijven: Zijn leven was werken.
Het zijn niet alleen mannen die daar last van hebben. Ook vrouwen kunnen bijvoorbeeld het ene handwerk na het andere oppakken. In het verzorgingshuis kan men zich er op beroemen hoeveel meter dekens men breit voor mensen in arme landen.
Bezig zijn en blijven is goed en nodig. Maar hoe vullen we dat in? (…) Men had soms gedacht na de pensionering meer tijd te hebben om stil te staan bij Gods Woord. Meer tijd om eens een goed boek te lezen. Het vervullen van de dagen in onrust maakt dat een mens een jaar na zijn pensionering soms zegt: Ik snap niet dat ik vroeger tijd had voor mijn werk. Ik heb kinderen, kleinkinderen, moet hier behangen, daar schilderen, vrijwilligerswerk zus en zo. De duivel geeft de mens vele bezigheden, opdat we toch vooral niet aan het levenseinde zouden denken. En zo gaan we verloren in eeuwige onrust, door eigen schuld.
Wat zou het binnen het huwelijk, in gezinnen onderwerp van gesprek moeten zijn. Ook in het pastoraat vraagt dit aandacht rond pensionering en in de tijd erna.”