„Godsdienst is meer dan een mening”
NIJMEGEN – Aan de Radboud Universiteit Nijmegen is donderdagmiddag het boek ”Overheid, recht en religie” gepresenteerd.
Dat gebeurde op een symposium, georganiseerd door het onderzoekscentrum Staat en Recht. In de studie, verschenen bij uitgeverij Kluwer, wordt ingezoomd op de scheiding van kerk en staat, religie en strafrecht, onderwijs en religie, ambtenaren en religie en de verhouding sharia en Nederlands recht.
Prof. mr. B. P. Vermeulen, staatsraad en hoogleraar onderwijsrecht aan de Radboud Universiteit, sprak over religie in de openbare ruimte. Hij liet zien dat godsdienstvrijheid historisch gezien een „ruimtelijk recht” is. Grondleggend daarvoor is de Unie van Utrecht uit 1579, waarin wordt gesproken van een ”binnen” waar de overheid niet mag komen: het geweten van de mens, de huiselijke godsdienstoefening. Zo heeft vrijheid van godsdienst zich van meet af aan als een privacyrecht ontwikkeld. Een algemeen recht voor minderheden ontstaat pas in de 19e eeuw, aldus de Nijmeegse hoogleraar.
Hij ging in op de kwestie van de Tilburgse pastoor Harm Schilder, die ’s morgens vroeg de klok wil luiden voor de mis. Nogal wat omwonenden vinden dat storend. Vraag is dan: klokgelui, hoort dat bij het ”binnen” of bij het ”buiten”? Een vergelijkbaar probleem doet zich voor „bij kerkgenootschappen die hun boodschap overtuigender vinden als er een flinke portie volume bij zit”, aldus de hoogleraar. „Met dat volume overschrijdt men het Activiteitenbesluit. Maar hoe verhoudt dat besluit zich tot de vrijheid van godsdienst?” Antwoorden in Nederland worden gezocht in het ‘redelijk’ uitleggen van een grondrecht, zegt Vermeulen. „In de praktijk komt dat vaak neer op een beperking van het grondrecht. Een redelijke uitleg betekent dan: een restrictieve uitleg.”
Vanuit de zaal werd de vraag gesteld of de vrede gediend is bij het Tilburgse klokgelui. Een hele groep omwonenden ervaart overlast, omdat de geluidsnormen niet gehandhaafd worden en aan een godsdienst een uitzonderingspositie wordt toegekend. Vermeulen: „Het is voor mij geen vraag of we uitzonderingen moeten maken. Het is evident dat we dat moeten doen. De vraag is alleen: wannéér maak je een uitzondering? Je komt in deze kwesties snel in de sfeer van discriminatie terecht. Welke geluidsoverlast ga je verbieden, welke niet? Ook manifestaties uit politieke overtuiging kunnen overlast veroorzaken.”
Hoe moet omgegaan worden met geloofsuitingen in de rechtszaal? Prof. mr. P. P. T. Bovend’Eert, hoogleraar staatsrecht aan de Radboud Universiteit, begon zijn betoog met een verwijzing naar de Amerikaanse rechter die op eigen houtje de Tien Geboden ophing in de rechtszaal. „Dergelijke incidenten met tamelijk geloofsgestoorde rechters komen we gelukkig in Nederland niet tegen”, aldus Bovend’Eert opgelucht.
Hij is tegenstander van het dragen van een hoofddoek door de rechter op grond van een „constitutioneel bezwaar.” „De rechter moet rechtspreken volgens de wet, niet volgens zijn levensovertuiging. Dat principe is hier in het geding. Men spreekt van onpersoonlijke gezagsuitoefening, tot uitdrukking komend in het dragen van een toga en bef. Maar ook als de rechter geen toga aanheeft, zoals de kinderrechter, geldt dat hij moet rechtspreken zonder z’n persoonlijke overtuiging te tonen. Als je een islamitische rechter toestaat om een hoofddoekje te dragen, loop je het risico dat een katholieke rechter een foto van de paus in de rechtszaal wil ophangen. Er kan van alles gaan gebeuren als iedereen z’n opvattingen naar binnen mag brengen.”
Prof. dr. W. van der Burg vindt dat het debat in Nederland op een verkeerde manier wordt gevoerd. „De vrijheid van godsdienst wordt steeds meer ineengeschoven met de vrijheid van meningsuiting. Er is geen respect voor godsdienst zoals die door gelovigen zelf wordt begrepen”, aldus prof. Van der Burg. „We praten vanuit een verkeerd frame, wat leidt tot een onredelijke uitleg van godsdienstvrijheid in het debat. Godsdienst is meer dan een mening die je uit. De vraag moet zijn: Kan iemand die volgens zijn godsdienst verplicht is een hoofddoek te dragen, dit combineren met een openbaar ambt? Het gaat hier om een conflict van plichten: een rechter die volgens de islam verplicht is een hoofddoek te dragen, en de gebruiken in de rechtszaal.”
Tegelijk gaf Van der Burg aan de discussie over hoofddoeken „zat” te zijn. „We praten in Nederland veel te veel over symboolpolitiek. Laten we het hebben over belangrijker thema’s, bijvoorbeeld de discriminatie van vrouwen in veel bredere delen van de bevolking.”