„Niet alle Oranjes voedsterheren van Gods Kerk”
„Willem van Oranje liet in 1573 weten dat hij een vast verbond had gesloten met de Potentaat der potentaten. Ik zie dat als een persoonlijk verbond van de prins, niet als iets wat per se ook geldt voor de latere generaties Oranjes, die dit jaar al zes eeuwen met ons land zijn verbonden.”
Dat zei drs. C. R. van den Berg uit Zwijndrecht zaterdag in Dordrecht op de tachtigste jaarvergadering van de Vereniging Protestants Nederland. Van den Berg, bestuurslid van deze vereniging en van de Vereniging Oranje-Nassau Museum, sprak over zes eeuwen (Oranjes en) Nassau in de Nederlanden. Hij ging vooral in op de Nassaus en de religie. Willem de Zwijger was wel gereformeerd, maar een verdraagzaam man; hij wilde niet heersen over de gewetens van mensen. Kinderen van de prins, onder wie zijn zoon Filips Willem en zijn dochter Charlotte Flandria, bleven rooms-katholiek.
Van den Berg wees ook op de band tussen de prins en Dordrecht: in de Augustijnerkerk nam hij voor het eerst deel aan het heilig avondmaal en in de zaal van het Hof, waar Protestants Nederland de jaarvergadering hield, vierde de prins zijn huwelijk met Charlotte de Bourbon.
Niet alle nazaten van Willem van Oranje waren overtuigde contraremonstranten. Zijn zoon Maurits was dat wel. Hij was, aldus de inleider, een vroom christen, bevriend met Bogerman. En hij wist wel degelijk wat de gereformeerde leer inhield. Zijn halfbroer Frederik Hendrik daarentegen, iemand met vorstelijke allure, was wat meer remonstrants. Van den Berg, docent aan De Driestar te Gouda, ziet in de koning-stadhouder Willem III wel de voornaamste Oranje die dit Huis Oranje-Nassau heeft gehad. Hij was, reeds als kind, zeer godvrezend. De bekende ds. Jacobus Trigland noemde hem een voedsterheer der kerk, die Nederland en ook Engeland vrijwaarde van „paperij.”
Van den Berg liet zien hoe sommige Oranjes en Friese Nassaus orthodox calvinist waren. De Friese Willem Frederik was daarvan een voorbeeld. Stadhouder Willem IV zorgde er ook voor dat Nederland gereformeerd was en bleef. De Dordtse ds. Joh. Barueth preekte in de Augustijnerkerk over deze Oranjes als de richters en koningen van oud-Israël, ons land van God gegeven.
In de twintigste eeuw is koningin Wilhelmina een toonbeeld van een orthodoxe protestantse vorstin. Zij voorkwam bijvoorbeeld dat de rooms-katholieke priester mgr. W. Nolens premier van ons land zou worden. Over de nazaten van Wilhelmina was Van den Berg minder optimistisch: gemengde huwelijken, vrijzinnige dominees. Dat is wel wat anders dan drie dochters van Federik Hendrik, die met Duitse vorsten huwden en in hun nieuwe lutherse omgeving bewust de gereformeerde religie probeerden te exporteren.
Tijdens de ledenvergadering voorafgaande aan de lezing werd de vacature van voorzitter, ontstaan door het overlijden van ds. J. L. Ravesloot, vervuld door de verkiezing van de hervormde emeritus predikant L. J. Geluk uit Rotterdam. Ds. Geluk, ook betrokken bij de stichting Vrienden van dr. H. F. Kohlbrugge en het blad daarvan, Ecclesia, was ook van 1966 tot 1978 bestuurslid van de vereniging, waarvan vier jaar als voorzitter.
In zijn openingswoord herdacht ds. Geluk zijn voorganger en vriend Ravesloot. Na tachtig jaren Protestants Nederland ziet hij, al krimpt de vereniging in ledental, nog altijd een taak. Het: „Opdat gij het aan het navolgende geslacht vertelt” uit Psalm 48 geldt nog. Onze voorouders bespeurden, aldus ds. Geluk, de weg die God met Nederland ging. „Nederland was een protestantse natie met een reformatorische kerk. In onze tijd slaat de schrik je om het hart als je ziet hoe wordt afgegeven op onze calvinistische afkomst. De hervormde kerkorde had toch een reformatorisch karakter. In het Samen op Weg-genootschap dat nu in de maak is, vind je dat niet meer.”