„In de polder was het een zompige boel”
Minister van Economische Zaken had hij kunnen zijn, maar liever wordt hij ondernemer. De polder zal de man die ”Doen, doen, doen” als motto van een nieuw kabinet had voorgesteld, straks nog gaan missen. MKB-Nederland neemt afscheid van voorzitter Johannes de Boer (48).
Praktisch ingesteld, dat is Hans de Boer ten voeten uit. „Wat een mooi weer, wat jammer om binnen te gaan zitten. Zullen we naar buiten gaan?” stelt hij voor. Om meteen de daad bij het woord te voegen. Hij pakt zijn stoel en zet hem in de zon. Jasje uit, boordknoopje los. Ondernemen is een kwestie van aanpakken, van actie.
Sinds februari 1998 is De Boer voorzitter van MKB-Nederland. Het aanvaarden van deze functie bracht 5,5 jaar geleden, mild uitgedrukt, zekere risico’s met zich mee. Bij zijn aantreden trof hij een verdeelde club aan met te weinig geld die met zichzelf bovendien geen raad wist.
Kraamkamer
Onder voorzitter Wijnolst liepen de leden, ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf, bij bosjes weg. Voor degenen die bleven, was collectief navelstaren het hoogste goed. Geen wonder dat het uiteindelijk een intern conflict was dat in mei 1997 tot Wijnolsts voortijdige vertrek leidde. De opvolger van de populaire Kamminga kreeg een contributieverhoging van 10 procent, bedoeld om nieuwe activiteiten te ondernemen, er niet door.
„Hij vroeg te veel en hij wilde het te snel”, oordeelde zijn tijdelijke opvolger Evers bij zijn aantreden. Met deze constatering was MKB-Nederland nog niet in rustiger vaarwater aangekomen. Het grote probleem voor de in 1996 uit een fusie van het algemene en katholieke NKOV en het christelijke NCOV ontstane belangenorganisatie was dat deze zich naar de eigen leden toe en naar de buitenwereld moest bewijzen.
In de hoogtijdagen van het polderoverleg was de polder voor de mkb’ers een jungle. Er was een ondernemer nodig om hen de weg te wijzen. Het werd De Boer, die samen met zakenpartner Kamps -sinds 1999 voorzitter van uitzendkoepel ABU- vanaf de grond een eigen zaak had opgebouwd. In 1994 verkochten zij hun Bureau voor Economische Argumentatie (BEA) aan KPMG. De Boer werd mededirecteur van het adviesbureau.
Bij zijn aantreden zei waarnemend voorzitter Evers grote verwachtingen te koesteren van zijn opvolger. „Wat er in de kraamkamer zit, is niet onaanzienlijk.” De Boer kan de uitspraak niet ogenblikkelijk plaatsen. Wel toont hij zich geraakt door de uitspraak van de man met wie hij goed was bevriend en die in 2001 na een langdurige ziekte overleed. „Ik weet het zeker, hij is niet beschaamd uitgekomen”, zegt hij. „Natuurlijk zou ik me in valse bescheidenheid kunnen hullen. Maar dat doe ik niet. Want als ik kijk hoe de vlag er nu bij MKB-Nederland bij hangt, dat zie ik een gezonde, doeltreffende en spraakmakende club.”
Wat hij illustreert aan de hand van het ledental. Bij zijn aantreden gaf De Boer te kennen dat hij ledenbinding met dikke letters in zijn agenda had geschreven. Want de betrokkenheid van de ondernemers bij hun koepel was op dat moment ver te zoeken. Dat is nu veranderd. Het ledental van MKB-Nederland steeg de afgelopen jaren van 100.000 naar 173.000. Wat halverwege de jaren negentig nog veel weg had van een lekke ballon, vertoont een stijgende koers.
Carthago
„Ik stelde vast dat te veel zaken en problemen met de mantel der liefde werden bedekt. Intussen hield dat onduidelijke taalgebruik een klimaat waarin vechtpartijen gedijen wel in stand. Bewust heb ik erop aangestuurd dat besluitvorming over allerlei zaken op basis van rationele afwegingen zou plaatshebben. Verschil van mening kan er zijn, maar daarover moet je open en eerlijk kunnen praten”, licht De Boer zijn aanpak toe.
„We hebben ook een pro-actieve houding aangenomen. Niet afwachten wat er allemaal op ons afkomt, maar zelf kijken wat voor de achterban van belang is en dat voor het voetlicht brengen. Als de zaken scheef dreigen te lopen, vechten we terug.” Ineens: „En dan vraag jij nu zeker wat dat heeft opgeleverd!”
Zeker. Want ook de bij MKB-Nederland aangesloten ondernemers willen waar voor hun geld zien. En óf ze dat krijgen, vindt hun voorman. Als klein voorbeeld noemt hij de korte overschakelingsperiode van de gulden naar de euro, voorjaar 2002. Iets waarbij toonbankinstellingen zeer waren gebaat. De aanvankelijk voorgenomen langdurige periode waarin de twee munten naast elkaar zouden worden gebruikt, zou hen op hoge kosten hebben gejaagd.
Een ander voorbeeld is de Pemba, een zware boete voor werkgevers als hun werknemers in de WAO belanden. Het bedrijfsleven verafschuwt deze maatregel, vooral omdat vormen van arbeidsongeschiktheid die niet aan het werk zijn gerelateerd wel op het bordje van de ondernemer terechtkomen. Vooral de kleinere bedrijven in het mkb hangt de Pemba als een zwaard van Damocles boven het hoofd.
Er kon de afgelopen jaren geen bijeenkomst voorbijgaan waar De Boer het woord mocht voeren -en dat waren er nogal wat- of hij benutte de gelegenheid om voor afschaffing van de „onrechtvaardige” Pemba te pleiten. Zoals de Romeinse senator Cato, die iedere redevoering placht af te ronden met: „Carthago delenda est.” Want welk onderwerp hij ook besprak, hij bleef overigens van mening dat de hoofdstad van de vijand moest worden vernietigd.
Net zoals Cato uiteindelijk zijn zin kreeg, haalde ook de vertegenwoordiger van de ridders van het kleinkapitaal zijn gelijk. September vorig jaar besloot het vorige kabinet dat bedrijven met 25 of minder personen in dienst vanaf januari geen boete meer hoeven te betalen als een werknemer arbeidsongeschikt wordt. „Het liefst hadden we natuurlijk gezien dat de hele Pemba-boete werd geschrapt”, luidde de reactie van een overigens tevreden De Boer.
Komt het kabinet de mkb’ers tegemoet, is het nog niet goed. Nooit te beroerd om de confrontatie te zoeken, die De Boer. Hij kan er niet mee zitten. „Toen ik aantrad als voorzitter, was de hele polder een zompige boel. Met de economie ging het opperbest en iedereen ging klef met elkaar om. Ik dacht: Als ik het midden- en kleinbedrijf onder de aandacht wil brengen, m’n punt wil maken, dan moet ik ervoor zorgen dat ik luid en duidelijk overkom.”
Aambeeld
Genietend leunt hij achterover, de hete middagzon op zijn gezicht. „Je moest eens weten, op papier kom ik veel genuanceerder over. Ik kan werkelijk heel mooi schrijven. Dat probeer ik ook wel eens in mijn spreken. Dan is er een onderwerp waarvan ik denk: Hans, jongen, dit moet je nou eens rustig brengen.”
Dat wil niet altijd lukken. Van tijd tot tijd was de zompige polder te klein voor de uitspraken van De Boer. Zo pleitte hij kort na zijn aantreden voor het invoeren van een veertigurige werkweek in combinatie met een gematigde loonontwikkeling. Zonder deze maatregel zou de concurrentiepositie van de „BV Nederland totaal worden ondergraven.”
Iedereen en alles struikelde over deze woorden. Onnodig paniek zaaien, vonnisten vakbeweging, politiek en ook VNO-NCW, dat de grotere ondernemers vertegenwoordigt, eendrachtig. Een paar jaar later hamert De Boer nog steeds op hetzelfde aambeeld en klinkt het tegensputteren een stuk minder overtuigend.
„Door te roepen dat we naar een werkweek van 40 uur toe moeten, hebben we in ieder geval weten te voorkomen dat het er 32 worden”, zegt De Boer strijdlustig. „Die kant wilde de FNV op. Van 38 naar 36, dan naar 34, vervolgens naar 32 en dan nog minder. Het idee dat werken goed is voor een mens, is nagenoeg verdwenen. Dat vind ik ontzettend slecht. Werken ís goed voor een mens.
De verkeerde veronderstelling heerst dat mensen die minder werken, meer tijd besteden aan hun gezin. Dat kun je rustig vergeten. Mensen die minder werken, brengen meer uren door op de tennisbaan.” Even schiet hem te binnen dat hij mondeling net zo genuanceerd wil formuleren als op papier. „Ach, wat maakt het ook uit. Dat gezeur over die paar uurtjes werken. Ledigheid is des duivels oorkussen. Schrijf dat maar op.”
Kan zijn, maar intussen werkt De Boer wel mee aan de invoering van een dolgedraaide 24-uurseconomie. Een maatschappij waarin christenen tegen hun overtuiging in op zondag moeten werken. Wie was ook al weer de fanatiekste tegenstander van het initiatief van de Tweede-Kamerleden Jet Bussemaker (PvdA) en Leen van Dijke (ChristenUnie), die het recht om nee te zeggen wettelijk wilden vastleggen?
De Boer, fel: „Als we zouden kunnen afspreken dat bijvoorbeeld winkels op zondag dichtgaan, ben ik daar helemaal voor. Van mij hoeven ze niet zo nodig open. Alsjeblieft niet. De mkb’ers stond ook niet te trappelen. Maar desondanks drukte het paarse kabinet de zondagsopenstelling door. Dat ging onder de noemer: we doen het lekker toch.”
Zuurpruim
„Mijn punt is: áls het erdoor is, móét mijn achterban hiermee volledig aan de slag kunnen. Daarna kwam plotseling een van de coalitiepartners, de PvdA, met dat waardeloze initiatief om mensen alsnog in de gelegenheid te stellen om niet op zondag te hoeven werken.
Dat Leen hierin is meegegaan, beschouw ik als politiek opportunisme. Ik heb nog tegen hem gezegd: Kom eens bij me langs, dan kunnen we samen naar de positie van gewetensbezwaarde werknemers bekijken. Over hun positie, over arbeid en zorg moet overleg mogelijk zijn met de werkgever. Daarvoor is de wet van Leen en Jet absoluut niet nodig. Ik blijft het een slecht stuk werk vinden. En dan nu die levensloopregeling… Slecht voor de economie. Ik en mijn hele achterban willen ’m gewoon niet en zullen ertegen vechten.”
Stellig met dezelfde vasthoudendheid waarmee hij bleef hameren op het belang van loonmatiging. Onvermoeibaar, waarmee hij ook de topmanagers met hun riante beloningen vermanend toesprak. „Denk nou niet dat ik dat met liefde doe. Ik gun iedereen een filmsterrensalaris. Maar dat is schadelijk voor het bedrijfsleven. Dus rest mij slechts één ding, een pleidooi voor loonmatiging.”
De overtuiging waarmee De Boer zijn mening brengt, deed voorzitter De Waal van de vakcentrale FNV onlangs voor de radio verzuchten: „Hij weet met grote kracht en stelligheid aan te wijzen wat er fout is in de wereld, maar hij geeft geen antwoorden.” Dezelfde De Waal die hem ooit snerend de „Pim Fortuyn van de Nederlandse arbeidsverhoudingen” noemde.
Zal De Boer het vele overleg met zulke gesprekspartners gaan missen? Hij barst in lachen uit. „Ik kan heel goed incasseren. De Waal en ik hebben een ontzettende hekel aan elkaar, maar we delen hetzelfde gevoel voor humor. Hoewel, Lodewijk is een uitgesproken zuurpruim. Toch zie ik het als een voorrecht dat ik dit werk de afgelopen jaren heb mogen doen. We hebben veel gelachen in de polder.”
Serieuzer: „Wat mij drijft, is mensen die aan de zijlijn staan daadwerkelijk bij het werk te betrekken. We blijven in dit land te veel denken, praten en alsmaar babbelen. Wie daarin blijft steken, maakt zich ongeloofwaardig. Ik heb niet voor niets voorgesteld om het nieuwe kabinet als motto ”Doen, doen, doen” mee te geven.
Het midden- en kleinbedrijf biedt daarvoor gelegenheid. Bij ons zitten alle bedrijven, van kinderopvang tot uitvaart en alles wat je daartussenin tegenkomt.” Hij wijst naar de stad. „Kijk daar zit Jansen Metaal en daar heb je parfumerie Van Dorp. Hun geluid moet worden gehoord. Nederland is veel meer dan Unilever en Shell.”
Voorrecht
Niets mis met die grote concerns, maar tot voor enkele jaren geleden verloren de beleidsmakers de 550.000 ondernemers in het mkb te veel uit het oog. Ten onrechte, vond De Boer. Het allochtonenconvenant, een van de weinige zaken waarvoor hij bij de vakbeweging de handen op elkaar kreeg, vindt hij een mooi voorbeeld van de stelling dat zijn achterban nog altijd de motor van de economie vormt.
Zo kwamen door het gezamenlijke minderhedenproject van MKB-Nederland, de overheid en de Centra voor Werk en Inkomen in 2,5 jaar 80.000 allochtonen aan een baan. „Ik heb op elke zeepkist gestaan om mijn mensen warm te krijgen. Het is gelukt.” De Boer glimt van trots.
De handen uit de mouwen met een gerichte aanpak, op die manier moet zijn organisatie te werk gaan. „Mijn kindje, zo zou ik dat toch wel willen noemen, is het beroepsonderwijs. Vroeger kon ik er wel mooie verhalen over houden, maar ik had er geen gevoel bij. In de afgelopen jaren is het besef tot mij doorgedrongen dat dit de betonnen vloer onder de samenleving vormt. Dan moeten we daar als ondernemers ook naar handelen.”
Door bijvoorbeeld voortijdige schoolverlaters door middel van een leerwerktraject aan een baan én alsnog een diploma te helpen. Een van de taken die Loek Hermans, die hem opvolgt, kan oppakken. Het wordt ook tijd dat MKB-Nederland een nieuw boegbeeld krijgt, stelt De Boer. „Ik manage de zaken puur op energie, sleur het hele zooitje mee. Het is alles of niets bij mij. De club heeft nu iemand nodig die de zaken bij elkaar houdt.”
Een opdracht waarop de voormalige VVD-minister van Onderwijs volgens De Boer goed is berekend. „Het is een aardige, open en toegankelijke man. Geen patser, want daar zitten mijn ondernemers echt niet op te wachten. Op een hete aardappel haken die mkb’ers af.” Is de nieuwe voorzitter niet te aardig? Met een grijns: „Eerst krijgt hij nog even een heel kleine opleiding van mij.”
Ook voor hemzelf is het goed wat anders te gaan doen. „Ik houd twee secretaresses aan het werk, rijd rond in een auto met chauffeur, word in de watten gelegd. Nog even, en ik zou gaan denken dat zoiets normaal is. Maar dat is niet zo. Deze baan was een voorrecht.”
Op 30 juni is zijn laatste werkdag. Dan wacht het ondernemerschap. Het had een ministerschap kunnen zijn. Bij de vorming van Balkenendes eerste kabinet werd CDA’er De Boer gepolst of hij namens de LPF op Economische Zaken zou willen gaan zitten. Het antwoord was eenvoudig. „Ik ben geen overloper.”