Strijd om polio de wereld uit te helpen
De Wereldgezondheidsorganisatie verklaarde Europa in 2002 poliovrij. Toch is de race nog niet gelopen. Zo lang er elders in de wereld nog besmettingshaarden zijn, kan het virus zomaar via reizigers weer worden geïntroduceerd. Internationale organisaties werken er daarom hard aan om de invaliderende ziekte via grootschalige vaccinatiecampagnes helemaal de wereld uit te helpen.
Het initiatief om polio de wereld uit te helpen, startte in 1985, vertelt dr. A. J. M. Perre-Bulder. Sinds die tijd is het aantal landen waar het virus huist, afgenomen van 125 naar 4: India, Pakistan, Afghanistan en Nigeria.
Het project ”End polio now” om ook de laatste besmettingshaarden uit te roeien, ligt Perre na aan het hart; als arts en in haar functie van voorzitter van Rotary International, een belangrijke geldschieter, evenals de Bill & Melinda Gates Foundation. Andere initiatiefnemers zijn internationale organisaties zoals WHO en Unicef en de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC).
Perre vertelt tijdens de boekpresentatie van de VSN over de grote vaccinatiecampagnes waaraan ze heeft meegewerkt, in onder meer India en Nigeria. „In de derde wereld krijgen kinderen geen injectie zoals in Nederland, maar twee druppels entvloeistof in de mond.” In China werden bij zo’n campagne in een paar dagen tijd 80 miljoen kinderen in de leeftijd van 0 tot 5 jaar gevaccineerd.
Aangezien er in derdewereldlanden geen betrouwbare bevolkingsregistratie is, schatten de gezondheidswerkers de leeftijd aan de hand van het gebit: heeft het kind zijn of haar melktanden nog, dan krijgt het de inenting.
Om dubbelvaccinatie te voorkomen, wordt de linkerpink na vaccinatie gekleurd met inkt die er in zes weken vanaf slijt. Jongens en meisjes die ze al gehad hebben, zijn zo herkenbaar aan hun ”purple pinky”.
Klik hier voor een documentaire over de vaccinatiecampagne in India.
Gevreesde kinderverlamming
Vooral ouderen zullen zich de angst voor de gevreesde kinderverlamming nog wel kunnen herinneren en de ‘gebrekkige stakkers’ die de ziekte overleefd hadden, stelt Els Symons, die zelf als kind polio kreeg. Onlangs presenteerde ze, als voorzitter van de diagnosewerkgroep (post)polio van de Vereniging Spierziekten Nederland (VSN), samen met coauteur Aadje de Groot het boek ”Polio. Een ziekte om nooit te vergeten”.
Sinds de grote epidemie van 1956 komt polio nauwelijks meer voor in ons land. De Nederlandse regering besloot namelijk in 1957 algemene vaccinatie tegen de ziekte in te voeren, want de in Amerika ontwikkelde inenting was daar veilig gebleken. Het aantal gevallen van kinderverlamming nam in de daaropvolgende jaren snel af. In Nederland leven naar schatting 15.000 mensen die polio hebben gehad.
In de biblebelt, waar de vaccinatiegraad laag is vanwege geloofsovertuiging, zijn er de afgelopen decennia nog wel enkele uitbraken geweest: in 1971 (39 patiënten), 1978 (110) en 1992/93 (71). Dat bevindelijk gereformeerden dicht bij elkaar wonen, dezelfde scholen bezoeken en veel onderling contact hebben, maakt kwetsbaar voor uitbraken.
Late verschijnselen
„Polio blijft een probleem, ook na uitroeiing van de ziekte”, stelt dr. Frans Nollet, revalidatiearts in het AMC Amsterdam. De aandoening kan namelijk na dertig tot veertig jaar opnieuw klachten geven in de vorm van het postpoliosyndroom (pps).
De patiënten die als kind de zogeheten acute fase overleefden, hielden daar vaak restverlamming aan over en achterblijvende groei van de ledematen. „Het herstel kan heel goed zijn, maar ook niet of nauwelijks”, aldus Nollet. De revalidatie duurt jaren. Naast fysiotherapie, hebben poliopatiënten vaak hulpmiddelen nodig zoals beenbeugels en orthopedische schoenen. Een deel blijft rolstoelafhankelijk. Ook kan een arm –meestal de rechter– door de verlamming zijn aangedaan.
Inmiddels is duidelijk dat poliopatiënten na tientallen jaren opnieuw klachten kunnen krijgen: geleidelijke afname van de spierkracht, extreme vermoeidheid, spier- en gewrichtspijn. „Op het moment dat de verschijnselen zich voor het eerst openbaren, staan deze mensen nog volop in het arbeidzame leven”, zegt Nollet. Artsen weten lang niet altijd van het syndroom af en gooien het daarom al snel op stress en overwerktheid, is zijn ervaring.
Hoe het postpoliosyndroom precies ontstaat, is niet duidelijk. „Medici denken aan voortijdige veroudering door overbelasting van zenuwen en spieren. Ook zou het een gevolg kunnen zijn van een chronische ontsteking.”
De revalidatiearts kreeg onlangs toestemming voor de oprichting van een kenniscentrum in Amsterdam om mensen met pps een gespecialiseerde behandeling te geven en meer te weten te komen over de aandoening.
IJzeren long
Patiënten bij wie de ademhalingsspieren aangetast raakten door polio kwamen in de jaren 50 terecht in de ”ijzeren long”, een grote beademingsmachine. Je had ze in soorten en maten, ook heel kleine voor pasgeborenen.
Ene dr. A. P. van der Wey schrijft in het Tijdschrift voor Ziekenverpleging over zijn ervaringen: „Gedurende de poliomyelitisepidemie van 1943 werden in het Wilhelmina Gasthuis (in Amsterdam, AB) in totaal 35 patiënten in een respiratoir (ijzeren long) verpleegd. Hiervan overleden er 26; de 9 overlevenden vertoonden zonder uitzondering zware verlammingen van romp en ledematen.”
Deze pessimistische conclusie komt niet overeen met het beeld dat leefde bij huisartsen en familie van patiënten. Een aantal patiënten zou in de periode na de ijzeren long namelijk nog aanmerkelijk herstellen door revalidatie.
Al met al voorkwam de machine naar schatting 30 procent van de overlijdensgevallen als gevolg van verstikking bij poliomyelitis.
Mede n.a.v. ”Polio. Een ziekte om nooit te vergeten”, door Aadje de Groot en Els Symons e.a.; 2011; ISBN 978 90 816 33130; 124 blz.; € 19,95 (incl. verzendkosten). Te bestellen via webwinkel.vsn.nl.