„Ideeënarmoede oorzaak gebrek Europese defensie”
De landsverdediging geldt voor de EU-lidstaten als een van de laatste fronten waar landen ’soeverein’ willen blijven. Een interne markt is prima, een gemeenschappelijke munt mag ook, maar van defensie moet Brussel afblijven.
Ondanks alle zware arbeid die in een gezamenlijke verdediging is gestoken, blijft de nationale zelfstandigheid „de voornaamste blokkade” voor het Europees Defensie- en Veiligheidsbeleid (EDVB), zo werd onlangs betoogd in het rapport ”Militaire samenwerking in Europa” van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV).
Donderdagavond zei prof. Bart Tromp, die hoogleraar internationale betrekkingen is aan de Universiteit van Amsterdam en aan het rapport meewerkte, dat landen als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk willen vasthouden aan een zo compleet mogelijke krijgsmacht. „Ook voor Nederland dringt natuurlijk de vraag wat de ondergrens is”, aldus Tromp, tijdens een discussiebijeenkomst over het rapport georganiseerd door de Atlantische Commissie.
Niet iedereen was het er echter mee eens dat de nationale soevereiniteit de grootste blokkade is. Dr. Ko Colijn, defensiejournalist en docent bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, wees de ideeënarmoede van de Unie aan als de boosdoener. „De EU heeft geen strategisch idee voor een gezamenlijke defensie. Ook de Nederlandse regering beschikt niet over zo’n concept. Zolang er geen ’doctrinaire doorbraak’ komt, wordt de defensie op Europees niveau helemaal niets.”
Colijn betreurde dat de AIV-commissie niet tot een duidelijker advies kon komen. „Dat de nationale soevereiniteit elke vooruitgang van betekenis in de weg staat, werd twintig jaar geleden ook al geschreven.”
Volgens Colijn beperkt het rapport zich tot „het inventariseren van tekorten.” „Dat kunnen boekhouders ook. Maar de werkelijke tekorten liggen op het vlak van een gezamenlijke veiligheidsdoctrine. Aangezien Europa een waardegemeenschap is, zou hier toch een gezamenlijke visie moeten kunnen bestaan. Maar die is er niet.”
Ook ontbreekt volgens Colijn een „samenbindend defensiebelang” binnen de EU. „Voor Polen liggen de militaire belangen heel anders dan voor Frankrijk.”
Ook prof. Peter Volten, hoogeleraar internationale betrekkingen aan de Rijksuniversiteit in Groningen, vond het AIV-rapport „te technisch en te behoudend.” „De fundamentele vragen worden alleen na afloop van de conclusies gesteld.”
Volgens Volten stokt de Europese defensiesamenwerking bij de specialisatie van de verschillende legers. „Er is nu twee keer aangetoond dat Nederland geen Patriot-raketten nodig heeft. Eerst zijn ze gebruikt in Israël, onlangs in Turkije. Die dingen hebben wij dus niet meer nodig. Maar nu er een NAVO-reactiemacht van 20.000 man wordt opgericht, durft Nederland ook weer geen keuze te maken op welk specifiek onderdeel we willen bijdragen en willen we gewoon aan alles meedoen.”
Tromp dacht dat het alleen specifieke problemen zijn die landen „dwingen” tot samenwerking. „Als de Belgische marine niet met Nederland en Luxemburg samenwerkte, zou ze niet meer bestaan. Als dit voortbestaan niet werd bedreigd, zou die clustering ook niet bestaan. Daar zit geen strategisch concept achter.”