Cultuur & boeken

Christine Stam-van Gent: Stempel

Laatst werd ik door iemand een bibliofiel genoemd. Ik wist niet zo goed wat ik daarvan moest vinden. Het klinkt als iemand die een enkelband krijgt aangemeten wanneer hij op antiquariatentocht wil. Iemand die je beter niet te lang alleen kunt laten bij je kast vol oude drukken.

6 June 2011 09:21Gewijzigd op 14 November 2020 15:17

Boekenliefde valt niet te ontkennen, dus heb ik het stempel maar geaccepteerd. Iemand die daags na verhuizing –van meest boekendozen– alweer een nieuw aangeschafte pil van 400 bladzijden de trappen op sjouwt, moet je misschien zelfs praktiserend bibliofiel noemen. Alleen van mooie boeken houden of ze ook allemaal willen bezitten, is natuurlijk twee.

Het ging om ”Bitterzoete overvloed”, de grondig herschreven en aangevulde biografie van Hans Werkman over Willem de Mérode: dichter en homo-pedofiel. Pats, alweer een stempel.

Nu weet ik waar mijn onrust bij op -fiel eindigende woorden vandaan komt. Een pedofiel, zo noem je tegenwoordig niet iemand die enkel veel liefde voor kinderen heeft. De aangeduide is daarin minstens eenmaal ernstig ontspoord.

Dé grote verdienste van Hans Werkman is daarom dat hij bladzijden lang de tijd neemt om uit te leggen hoe het leven van deze man eruitzag, vanbinnen en vanbuiten. Daarmee een log en beladen stempel omzettend in een gedetailleerde pentekening, die je binnentrekt in de worstelingen van een medechristen die zichzelf beleeft als een gesnedene van moeders lijf aan. Met als levenslast de bitterzoete overvloed van een onmogelijke liefde. Alleen al om dat beter te begrijpen, zou iedereen het moeten lezen.

Maar dat is nog niet alles. De Mérode wist in zijn worsteling met God, mensen en verlangens één ding heel duidelijk: dat hij zijn liefde voor jongens niet kon afzweren. „Als je werkelijk een groote liefde voor iemand hebt, als ’t werkelijk echt is, zal die je niet neertrekken zoodat je (hals over kop?) in ’t erotische tuimelt, maar louteren. Zooals gezegd, is het erotische maar een deel, en als ’t moet zul je dat kunnen opofferen ook.” Wat dan rest is een zorgende vriendschap in liefde, die hij zijn leven lang met meerderen beoefende, en met klem voorhield aan gelijkgeaarde vrienden die het kruis moe werden en er onder vandaan wilden.

Ten slotte dit: in een tijd waarin zelfverloochening bijna als misdaad wordt gezien, lijkt me de winst-uit-verliesgedachte als kern van de Mérodes dichterschap een openbaring. Na zijn misstap en daaropvolgende gevangenisstraf wilde Okke (Ekko Ubbens, De Mérodes grote liefde) geen contact meer. Er werd pijnlijk gesnoeid. Maar de liefde bleef en bloeide, juist doordat ze schade leed. „Een roos ontbloeit pas wanneer de knop barst, een kastanje wordt pas zichtbaar als de bolster kapot geschopt is.” Het offer van Okke bracht hem dichter bij God. Zodoende kon er op zijn grafsteen staan:

God boog de rechte lijn; ’t begin

Raakt aan het eind, de cirkel sluit.

De hemel heeft zijn zaalge buit.

En – harts verlies blijkt harts gewin.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer