Michael Horton publiceert praktische en actuele dogmatiek
Michael Horton (1964) is een bekende Amerikaanse theoloog die zich niet schaamt voor gereformeerde theologie en de actualiteit daarvan zo breed mogelijk wil uitdragen.
Wie is deze Horton? Hij promoveerde ooit in Oxford, hij behoort tot de United Reformed Church (een afscheiding van de Christian Reformed Church), hij is hoogleraar theologie en apologetiek aan Westminster Seminary (Californië) en hij is actief in the Alliance of Confessing Evangelicals, die het blad Modern Reformation en het radiostation The White Horse beheert.
Horton heeft opnieuw van zich laten horen door een stevige systematische theologie te presenteren. De loftuitingen van diverse Amerikaanse theologen liegen er niet om. Het boek is ontvangen als een update van de reformatorische theologie voor onze tijd, een boek waarin de praktische relevantie van de dogmatiek tastbaar aanwezig is, een werk dat wordt gekenmerkt door een stevige theologie met oog voor detail en diepe doordenking van Schrift en theologiegeschiedenis, een studie die ingaat op moderne theologische vragen, een Bijbels gefundeerde dogmatiek in verhalende vorm, met evangelische warmte, confessionele trouw, katholieke gezindheid en tegelijk hedendaagse frisheid, en dat alles ook nog eens in een geleerd en tegelijk toegankelijk betoog. Kortom, de opmerkelijkste systematische theologie in tientallen jaren.
Ongetwijfeld zijn al deze lofprijzingen gekleurd door de Amerikaanse cultuur, maar toch maakt het nieuwsgierig. Wat heeft dit werk van Horton te bieden? Het is een stevige pil van 1056 pagina’s waarin de hoofdzaken van de christelijke leer uiteen worden gezet. Een opvallende inleiding noemt het dogma een ”drama”. Horton wil afrekenen met de gedachte dat systematische theologie dor en droog is. De systematische theologie wil het verhaal van de Bijbel vertellen. Theologie is dan ook geen wiskunde op de vierkante millimeter, maar drama, aanbidding en discipelschap. Horton noemt theologie de grammatica van het christelijk geloof om enerzijds aan te geven dat theologie iets voorlopigs heeft en anderzijds te benadrukken dat het om een wetenschappelijke bezigheid gaat.
Horton verdeelt zijn werk in zes onderdelen: ”Knowing God”, ”God Who Lives”, ”God Who Creates”, ”God Who Rescues”, ”God Who Reigns in Grace” en ”God Who Reigns in Glory”. Zo’n onderverdeling laat twee dingen zien. In de eerste plaats dat Horton God centraal wil plaatsen in zijn theologische bezinning. Tevens onthult deze onderverdeling iets over de stijl van Horton. Hij wil de dingen ordelijk en toegankelijk presenteren om de vaart in het betoog te houden. Dit laatste is voor hem erg belangrijk.
Het is niet moeilijk om te bedenken wat de thema’s van elk onderdeel zijn. In het eerste onderdeel komen de vooronderstellingen in de theologie aan de orde: Kunnen we eigenlijk wel iets zeggen over God? Wat zijn de bronnen van de theologie, hoe verhoudt zich dit tot de kerk en hoe praktisch is de theologie?
In het tweede hoofddeel gaat het om Gods eigenschappen en de leer van de triniteit. Vervolgens komen onder het thema van de scheppende God kwesties zoals verkiezing, schepping, voorzienigheid en de zondeval voor het voetlicht. Men kan zich afvragen of een thema als verkiezing hier op de goede plaats staat; voor Horton is het te verantwoorden vanuit de betrokkenheid van God op Zijn schepping.
In het vierde deel behandelt Horton de leer van Christus, terwijl hij in het uitvoerigste vijfde deel vertelt over het werk van de Geest, de gemeenschap met Christus, rechtvaardiging en heiliging, de kerk (eenheid, katholiciteit, heiligheid, apostoliciteit) en de sacramenten, om in het zesde deel af te sluiten met een bezinning op de hemel, de wederkomst, de laatste strijd en het eeuwige leven.
Vanuit de thema’s die Horton aan de orde stelt, is het duidelijk dat hij qua aanpak in de klassieke traditie wil staan. In hoofdlijn is zijn behandeling van de theologische thema’s herkenbaar vanuit andere gereformeerde dogmatische werken. Ook inhoudelijk wil hij in de klassieke lijn staan.
Het eigene van Horton is dat hij goed op de hoogte is van de stand van zaken in de moderne Bijbelwetenschap en theologie. Moeiteloos citeert hij bijvoorbeeld Barth, Brueggemann, Bultmann, Gunton, Jenson, Kline, Moltmann, Newbigin, Pannenberg, Ratzinger, Ridderbos, Tillich, Torrance, Wright en Zizoulas. Hij verwijst ook regelmatig naar de filosofen en theologen die een plaats hebben ingenomen in het nieuwe verstaan van de werkelijkheid, zoals Descartes, Kant, Hegel, Nietzsche, Schleiermacher en Lyotard. Opvallend zijn de verwijzingen naar Plato en Philo. Het is een aanwijzing dat de auteur zich heeft verdiept in de achtergronden van het moderne denken en dat hij werkelijk in rapport met onze tijd wil staan, de moderne cultuur wil begrijpen, de moderne inzichten niet op een goedkope wijze afdoet maar inhoudelijk op hun waarde toetst, verwerkt of afwijst.
Horton heeft deze houding geleerd van de Nederlandse gereformeerde theoloog Herman Bavinck (1854-1921). Bavinck heeft zich ingespannen om te luisteren naar de geluiden van moderne theologen in zijn tijd om hen echt te begrijpen en eventueel te weerleggen. Deze gezindheid van Horton valt positief te waarderen. Het maakt duidelijk dat we theologie niet op een geïsoleerd eiland bedrijven, maar voluit in de hedendaagse werkelijkheid staan om het Bijbelse geluid te vertolken.
Uiteraard is dit een heel spannende bezigheid. Er zijn dan ook momenten dat Horton wat onkritisch tegenover moderne inzichten staat en deze al te gemakkelijk een plaats geeft in zijn denken. Als het er echter echt op aankomt, distantieert hij zich van moderne inzichten die Bijbels niet verantwoord kunnen worden. Dit bleek mij het duidelijkst in het laatste hoofddeel, waarin het gaat om de leer van hemel en hel. Horton gaat dan uitvoerig in op het universalisme van Karl Barth en maakt duidelijk dat deze conclusies Bijbels niet onderbouwd kunnen worden.
Deze positie is van belang omdat Horton in het geheel van zijn werk het eschatologisch karakter van het Nieuwe Testament ruimschoots verwerkt. Dit inzicht is ongeveer een eeuw geleden door de Amerikaanse theoloog Geerhardus Vos (1862-1949) vertolkt. In de hedendaagse theologie is dit inzicht niet meer weg te denken. Naar mijn idee zit er een belangrijk waarheidselement in en biedt dit inzicht een belangrijk interpretatiekader voor de grondlijnen van het Nieuwe Testament. Het eschatologisch karakter van het Nieuwe Testament kan echter ook worden verabsoluteerd. Het gebeurt nogal eens dat met een beroep op het eschatologisch karakter van het Nieuwe Testament het toekomende gericht verbleekt, de tweedeling onder de (kerk)mensen niet meer functioneert en de nieuwe aarde helemaal in onze werkelijkheid wordt ingepast. Uiteindelijk blijkt dit niet de lijn van Horton te zijn.
Men kan zich wel afvragen of dit in de doorgaande analyse niet meer een plaats zou moeten hebben. Hier doet zich een verschil met Bavinck voor. De dogmatische handboeken van Bavinck kenmerken zich door meer analyse en problematisering. Een nadeel is dat Bavinck vandaag de dag gedateerd is en dan biedt Horton een welkome aanvulling.
Een ander verschil met Bavinck is de aanpak van Horton. Is de dogmatiek van Bavinck gedrenkt in de gereformeerde scholastiek, die van Horton in het geheel niet. Uiteraard zijn er enkele verwijzingen naar de Duitse theoloog Heinrich Heppe (1820-1879) en naar de Zwitserse theoloog François Turretini (1623-1687), maar de meeste inzichten van de scholastiek heeft Horton via de Amerikaan Richard Muller opgedaan. Het is een aanwijzing dat Horton deze inzichten mee wil wegen, terwijl hij er zelf niet goed in thuis is. Hier is niets mis mee. Het is een onmogelijke taak om op alle terreinen van de theologie helemaal bij te zijn en de studies van Richard Muller bieden een goede toegang tot de wereld van de gereformeerde scholastiek waarin Bijbelse inzichten van eeuwen zijn vertolkt in fijnzinnige onderscheidingen. Het zou ook een aanwijzing kunnen zijn dat Horton enige reserve heeft tot de scholastiek. Dat zou niet vreemd zijn, gezien het feit dat Horton door zijn benadering van theologie als grammatica een wat vrijere opvatting over de leer heeft dan in de scholastiek bruikbaar was.
Een dergelijke gedachte dringt zich ook op ten aanzien van het gebruik van puriteinen. Aangezien Horton de dogmatiek relevant wil maken voor de praktijk van het christelijke leven, zou je verwachten dat hij een ruim gebruik gemaakt zou hebben van puriteinse werken. Dat is niet het geval. John Owen en Jonathan Edwards worden een paar maal aangehaald, Bunyan, Boston en Rutherford ontbreken, om van andere puriteinen maar te zwijgen. Ook zal de lezer tevergeefs zoeken naar moderne vertolkers van het puriteinse erfgoed zoals John Piper, Lloyd-Jones en Tim Keller. Alleen de naam van Packer wordt een aantal malen genoemd. In feite betekent dit dat de puriteinen geen gesprekspartner voor Horton zijn.
Belangrijke gesprekspartners uit de traditie zijn voor Horton Augustinus, Luther en Calvijn. De theologie van Calvijn blijkt voor Horton het belangrijkste oriëntatiepunt te zijn. De verwijzingen naar Augustinus maken duidelijk dat Horton zich bewust is van de katholiciteit van de kerk. Andere kerkvaders ontbreken niet. Irenaeus, Tertullianus, Athanasius, Chrysostomus en Origenes komen aan de orde, evenals middeleeuwers zoals Bernardus van Clairvaux en Thomas van Aquino.
Kortom, de nieuwe systematische theologie van Horton geeft inzicht in de huidige stand van zaken in de Angelsaksische wereld van de theologie, is door de verwijzingen een belangrijk hulpmiddel om de weg in de literatuur te vinden, biedt een overzicht van de leerontwikkeling door de eeuwen heen, leidt binnen in het actuele theologische debat en reikt een eerste aanzet tot doordenking van de theologische vragen van vandaag.
The Christian Faith. A Systematic Theology for Pilgrims on the Way, M. Horton; uitg. Zondervan, Grand Rapids, 2011; ISBN 978 0 310 28604 2; 1056 blz.; € 47,99.