Persoonlijke vorming van leerling bepaalt kwaliteit hbo
De regering vindt de kwaliteit van het hbo te laag. De overheid doet er bij de kwaliteitsmeting goed aan om ook na te gaan in hoeverre er in de onderwijsprogramma’s ruimte en tijd is voor persoonlijke vorming, betoogt Kees Ritmeester.
In de achterliggende weken hebben veel artikelen over het onderwijs de krant gehaald. Het hele hbo ligt door de affaire bij hogeschool Inholland onder vuur. Verhalen over onrechtmatig verstrekte diploma’s en een paar zeer zwakke opleidingen roepen, terecht, vragen op bij studenten, docenten, ouders en de landelijke politiek.
Vorige week heeft staatssecretaris Zijlstra een pakket aan maatregelen voorgesteld om het vertrouwen in het hbo terug te winnen (RD 21-5). De ingrijpendste is dat het hbo voor de kernvakken te maken krijgt met landelijke toetsen. Het is echter de vraag of de voorgestelde generieke maatregelen gaan leiden tot verhoging van de kwaliteit.
De kwaliteit van onderwijs heeft de gemoederen altijd beziggehouden. Ter relativering: in 1785 zei schrijver en literator Fokke Simonsz in een toespraak bij de eerste vergadering van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen: „In hoeverre ons schoolwezen aan verbetering onderhevig is, kan men ligtelijk nagaan, als wij onze scholen met aandacht beschouwen. Wat wordt onderwezen…? En hoe worden dan deze wetenschappen onderwezen? Alle zeer onvolmaakt.”
Deze klaagzang was bepaald niet gebaseerd op feiten. De leraren waren beter opgeleid dan een eeuw ervoor, de leerlingen leerden meer en er gingen meer kinderen naar school dan ooit tevoren. Toch was er een gevoel van ontevredenheid.
Er is niet veel fantasie voor nodig om de parallel met vandaag te trekken. Het meten van de effecten en opbrengsten van onderwijs krijgt tegenwoordig veel aandacht. Dat is een goede zaak: het is belangrijk om te weten wat het onderwijs met de leerlingen gedaan heeft.
Helaas heeft ook in het onderwijs het rendementsdenken vanuit economische perspectief de overhand gekregen. Onderwijs verwordt zo tot een bedrijfsproces. In plaats van de student staan de outputcijfers centraal. Het behoren tot de mondiale top en het creëren van de beste kansen voor studenten op de arbeidsmarkt zijn leidend.
Persoonlijke vorming
Gelukkig is onderwijs veel meer dan de opbrengsten in de verschillende vakken. Het mag gericht zijn op de persoonlijke vorming van kinderen en jongeren. In de persoonlijke vorming leren leerlingen moreel, kritisch, analytisch en conceptueel denken vanuit een normen-en-waardenkader. Voor christelijk-reformatorische scholen betekent dit dat de leerlingen als christen verantwoordelijkheid kunnen en mogen dragen in de maatschappij op de plaats die God hun geeft.
Echte kwaliteitsmeting houdt daarom in, naast het meten van leeropbrengsten: de vraag stellen in welke mate er in de onderwijsprogramma’s ruimte en tijd is voor persoonlijke vorming.
Omgekeerd effect
Deze visie op onderwijskwaliteit heeft gevolgen voor de manier waarop onderwijs ingericht wordt. ‘Hernieuwde’ aandacht voor kennis is een goede zaak. Inhoud en vakmanschap blijken er gewoon toe te doen. Toch zal landelijke toetsing van deze kennisbasis wel eens het omgekeerde effect kunnen hebben. Landelijke examens brengen een enorme bureaucratische operatie met zich mee en goede docenten met verstand van hun vak worden gedwongen in een leren-en-onderwijzen-voor-het-examenkeurslijf. Het hbo wordt in deze constructie een soort verlengd voortgezet onderwijs in plaats van hoger beroepsonderwijs.
In onze snel veranderende maatschappij hebben we behoefte aan diversiteit. Opleidingen zouden de (speel)ruimte moeten krijgen om eigen keuzes te maken, in nauwe samenwerking met het werkveld waarvoor ze opleiden. Vanzelfsprekend verplicht elke hogeschool zich ertoe om tegenover inspectie en NVAO (een accreditatiecommissie) van deze keuzes verantwoording af te leggen.
Beste garantie
In de geschiedenis zijn twee hoofddoelstellingen rond het geven van onderwijs te zien. De eerste: Onderwijs is bedoeld om onze kinderen voor te bereiden op een zo goed mogelijke carrière en het leveren van een bijdrage aan onze welvaartsmaatschappij. Gericht op het hier en nu.
De tweede: Onderwijs is bedoeld om in afhankelijkheid van de zegen des Heeren bij te dragen aan de vorming van onze leerlingen tot zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheden die geschikt en bereid zijn om de ontvangen gaven te besteden tot Zijn eer, tot heil van het schepsel en tot welzijn van kerk, gezin en alle maatschappelijke verbanden waarin God hen plaatst. Ik ben ervan overtuigd dat het werken aan de tweede doelstelling de beste garantie is voor een goede onderwijskwaliteit.
De auteur is opleidingsmanager aan de Driestar Hogeschool.